Bijl.
no.
27.
Bijlage no. 27.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1925.
WIJZIGING van de verordeningen tot heffing en
op de invordering eener belasting op het
houden van honden (gemeenteblad 1905
no. 31 en 1922 no. 20).
Aan den Gemeenteraad.
Volgens art. 3 der verordening op het houden van
honden in deze gemeente bedraagt de belasting 3.—
per jaar en per hond, met uitzondering van honden uit
sluitend gehouden ten dienste van den landbouw of
eenig bedrijf van nijverheid of ter bewaking van gebou
wen of erven, waarvoor de belasting op 1.50 is ge
steld; dit zijn dezelfde bedragen waarop zij reeds in
1877, dus bijna een halve eeuw geleden, werden be
paald.
Het wil ons voorkomen dat, met het oog op de sedert
zoozeer veranderde tijdsomstandigheden, herziening van
deze belasting niet langer achterwege mag blijven.
In ons college heeft het een onderwerp van behan
deling uitgemaakt, tot welke bedragen deze belasting
kan worden verhoogd, zonder dat de verhooging voor de
belastingplichtigen feitelijk een te zwaren druk be-
teekent, waaraan, naar ons oordeel, opvoering van de
gemeide bedragen tot onderscheidenlijk 5.en 2.50,
voldoet.
Blijkens het hierbij gevoegde bericht, kan de finan-
cieele commissie, wier advies wij over de voorgenomen
verhooging hebben ingewonnen, zich met ons voorstel
vereenigen.
Omschrijving in art. 3 van de omstandigheden waar
uit moet blijken dat honden uitsluitend ten dienste van
den landbouw enz. worden gehouden, komt gewenscht
voor.
Nu wijziging van de verordeningen, deze heffing be
treffende, toch aan de orde komt, hebben wij gemeend
gebruik te moeten maken van de gelegenheid, die artikel
265d der gewijzigde Gemeentewet biedt, om den Raad
en Burgemeester en Wethouders van werkzaamheden
met betrekking tot de vaststelling van de lijsten en het
beslissen op reclames in eersten aanleg en het behan
delen van beroepschriften voor den Raad van Beroep
voor de directe belastingen, te ontlasten, door opneming
van de bepaling in art. 9 der heffingsverordening, dat
de controleur der gemeentebelastingen in de plaats
treedt van den Raad, Burgemeester en Wethouders of
den Burgemeester en hem tevens het beslissen op ver
zoeken om afschrijving op te dragen.
De hiermee verband houdende wijzigingen zijn in de
betrekkelijke artikelen aangebracht.
In art. 7 der heffingsverordening zijn geschrapt de
woorden „onder overlegging van het gekwiteerd aan
slagbiljet". Deze overlegging wordt geëischt bij een
verzoek om teruggave van de helft der belasting, ingeval
daarop krachtens dat artikel aanspraak kan worden ge
maakt.
Wij stellen die wijziging voor omdat handhaving geen
nut heeft en de belastingplichtigen voortaan direct een
verzoek om ontheffing kunnen indienen, zoodra afschaf
fing van een hond heeft plaats gehad of de gemeente
wordt verlaten, ook vóór dat de aanslagbiljetten zijn
uitgereikt.
De overige voorgestelde wijzigingen behoeven geen
afzonderlijke toelichting. Alleen vestigen wij de aandacht
op de wijziging van art. 4 (oud art. 5) der invorderings
verordening. Daarin is het voorschrift, dat de eerste
lijst jaarlijks in de maand Februari of Maart moet
worden opgemaakt, vervallen, omdat in de praktijk ge
bleken is dat daaraan veelal niet kan worden voldaan.
Beter is de bepaling dat de lijsten zoo spoedig mogelijk
worden opgemaakt. Vaststelling van het model der
lijsten wordt overgelaten aan Burgemeester en Wet
houders, terwijl het voorschrift dat van de toezending
der lijsten openbare kennisgeving geschiedt, waaraan in
de laatste jaren toch niet meer de hand is gehouden,
kan vervallen.
Naar schatting kan van de verhooging een meerdere
opbrengst van 1400.worden verwacht.
Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer IJ
voor te stellen de verordeningen tot heffing en op de
invordering eener belasting op het houden van honden
opnieuw vast te stellen en daartoe te nemen het hierna
volgende besluit.
Leeuwarden,
24 September
22 October
1925.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
ONTWERP.
BESTAANDE REDACTIE.
Ongewijzigd.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders;
besluit
A. de verordening tot heffing eener belasting op het
houden van honden (gemeenteblad no. 31 van 1905 en
no. 20 van 1922) gewijzigd opnieuw vast te stellen als
volgt
Art. 1.
Er wordt eene belasting geheven op het houden van
honden in deze gemeente.
Art. 2.
Ongewijzigd.
De belasting is verschuldigd door ieder, die tijdens
het belastingjaar in de gemeente zijn hoofdverblijf heeft
en een of meer honden houdt.
417