Bijl. no. 9. Bijlage no. 9. ij| Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 192(5. OMLEGGING van den tramweg Leeuwarden Marssum. Aan den Gemeenteraad. Bij Uw besluit van den 30 Juni 1925 werd om prae- advies in onze handen gesteld een adres van de Directie der Nederlandsche Tramweg Maatschappij, gevestigd te Utrecht, houdende verzoek om ten behoeve van de verwijdering der spoorstaven uit de stad aan de Maat schappij het benoodigde terrein, voor zoover dat eigen dom der gemeente is, kosteloos af te staan en voorts om een renteloos voorschot te verstrekken ten bedrage van 25.000.—. Wij hebben de eer U dienaangaande het volgende mede te deelen. In de raadsvergadering van den 11 juli 1922 werd op ons voorstel (bijlage no. 24 van dat jaar) besloten de Nederlandsche Tramweg Maatschappij, voor zoover de gemeente betrof, tegen opheffing van de verplich tingen die de gemeente desv/ege op zich had genomen, te ontheffen van de verplichtingen waartoe genoemde Maatschappij zich had verbonden ten aanzien van den aanleg van een tramweg, richting Suameer en werd daartegenover de volgende door de Nederlandsche Tramweg Maatschappij voorgeslagen concessie aan vaard, waarbij genoemde Maatschappij zich verbond tot le. het maken van een verbinding tusschen den tramweg en den Noord-Frieschen Lokaalspoorweg nabij halte-Leeuwarden zonder geldelijken steun van de ge meente en het vervoeren van de spoorwagens van en naar het spoorwegstation over die verbinding en ge noemden lokaalspoorweg 2e. het omleggen van den tramweg tusschen het station Leeuwarden-halte aan den Marssumerstraatweg en het station der Nederlandsche spoorwegen, waar door de lijn, met inbegrip van het tram-emplacement bij de Vrouwenpoort, uit de stad verwijderd wordt bin nen een termijn van vijf jaren na dagteekening van het raadsbesluit van den 11 juli 1922, no. 267R/181, waarbij deze overeenkomst werd vastgelegd, overmacht voorbe houden 3e. het opbreken van het doode spoor tusschen het spoorweg-emplacement en den Stationsweg 4e. het handhaven van eene rechtstreeksche verbin ding tusschen Leeuwarden en Drachten zonder gelde lijken steun van de gemeente 5e. het verleenen van vergunning aan de gemeente tot het hebben van een openbaren weg (Fonteinstraat) op het terrein der Maatschappij nabij het Vijverterrein. Uit een aan het gemeentebestuur ingezonden blauw druk, SS Weg en Werken, Leeuwarden L-6-130-374, welke wij hierbij overleggen, blijkt dat het oorspronkelijk in de bedoeling der Tramweg Alaatschappij lag om op het driehoekig terrein tusschen den Zuidersingel en het spoorweg-emplacement een personenstation en ruime veeladingen te bouwen, waarbij de Zuidersingel gelijke breedte zou behouden als hij nu heeft (5.10 Meter). Waar wij echter voortdurend op de mogelijkheid van verbreeding van dien singel het oog gevestigd houden, teneinde daardoor in het najaar gedurende den nacht meer ruimte voor graskalveren en in het algemeen meer bergruimte voor veewagens te hebben, meenden wij dat, nu toch het geheele rangeerterrein in verband met aanhangige uitbreidingsplannen der Nederlandsche Spoorwegen binnenkort veranderd zou moeten worden, de gemeente meteen de gelegenheid behoorde aan te grijpen om te komen tot de gewenschte verbree ding van den singel. Een strook grond langs den singel, aan het westelijk einde smal en aan het oostelijk einde breeder, door de Tramweg Maatschappij gebruikt wor dende als rangeerterrein, is eigendom der gemeente. Door weer haar rechten op dien grond te laten geiden en door het aangaan van een ruiling van grond met den Staat der Nederlanden, op de wijze als de hierbij over gelegde teekening in roode bloklijn aangeeft, wordt aan de gemeente de mogelijkheid geopend den Zuider singel te verbreeden tot 11 Meter. In een uitvoerig schrijven d.d. lü Januari 1925 aan de Nederlandsche Tramweg Maatschappij zetten wij ons standpunt hieromtrent nader uiteen, waarbij wij tevens de vraag stelden, nu tengevolge van verbreeding van den singel de werken toch niet uitgevoerd konden worden ais op den bovenvermelden blauwdruk is aan gegeven, of -niet een economischer oplossing verkregen zou worden door voor het personenvervoer gebruik te maken van het station der Nederlandsche Spoorwegen. Alsdan zou bij den Zuidersingel ruimte zijn voor goede vee- en wagenberging, flinke veeladingen, ruime vee slallen en misschien nog eenige ruimte voor de Neder landsche Spoorwegen. In haar antwoord op bovenbedoeld schrijven deelde de Directie der Tramweg Maatschappij mede dat voor hare trammen geen standplaats kan worden verleend op het spoorweg-emplacement en dat, zal gevolg worden gegeven aan liet verlangen der gemeente om de tramlijn uit de stad te verwijderen, waardoor het tegenwoordig station bij de Vrouwenpoort komt te vervallen, de vol gende tramwegwerken noodzakelijk zullen zijn 1°. een personenstation in de onmiddellijke nabij heid van het station der Nederlandsche Spoorwegen 2°. ruime veeladingen met de noodige los- en laad- sporen in de onmiddellijke nabijheid van de veemarkt 3°. een verbinding van het onder 1() genoemde personenstation en de onder 2° genoemde los- eu laad- sporen met den spoorweg LeeuwardenVeenv. ouden. Deze verbinding wordt, nu op het spoorweg-empla cement geen plaats voor de trammen is, door de Directie volstrekt noodzakelijk genoemd en zal in verband met den plaatselijken toestand niet anders mogelijk zijn dan over het stationsplein, zooals ook thans geschiedt. De Directie wijst er nog op dat de verbindingslijn niet zwaarder belast zal worden dan thans het geval is. We! zullen dan de personentraminen en de veetrammen over die lijn rijden, maar thans worden, naar de Directie mededeelt, nagenoeg ten behoeve van elke tram van of naar Dragten goederenwagens gerangeerd van het spoorweg-emplacement naar het tram-emplacement bij de veemarkt of omgekeerd, terwijl alle veetrammen van of naar Dragten ook thans over de verbindingslijn rijden. Na de daarop gevoerde correspondentie, die in hoofd zaak liep over het in gebruik blijven bij de Tramweg Ataatschappij van den gemeentegrond bij den Zuider singel, waaraan niet voldaan kon worden, werd onder dagteekening van 15 Juni 1925 het thans in behandeling zijnde adres aan Uwen Raad ingediend. In dit adres wordt medegedeeld dat de kosten, verbonden aan de omlegging van den weg en de verwijdering van de spoorstaven uit de stad geraamd worden op 543.100.- en dat de Directie van meening is dat een bijdrage in deze kosten door de gemeente wel gerechtvaardigd is, gezien het groote belang dat deze bij de uitvoering der omlegging heeft. De door de Maatschappij voor den aanleg van een nieuw rangeerterrein gevraagde grond is, gelijk uit de overgelegde teekening blijkt, gelegen ten zuiden en zuidoosten van het abattoir. Het terrein zal over het eerste gedeelte van den Sneekertrekweg, via de nieuwe spoordokbrug, met een lijn van het nieuw te bouwen station te bereiken zijn. De juiste plaats der lijn, waarover ook de personentraminen richting Marssum zullen rijden, moet langs genoemden trekweg nog worden aangewezen. Naar aanleiding van onderhandelingen met de Directie omtrent den kosteloozen afstand van den voor rangeer terrein benoodigden grond is ten slotte, behoudens Uwe 367

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1926 | | pagina 174