Bijl. no. 10. Bijlage no. 10. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926. Sijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926. nadere goedkeuring, overeengekomen om het gevraagde terrein, ter grootte van ongeveer 2 Hectare, kosteloos in bruikleen af te staan en dat als tegenprestatie de Maatschappij A. kosteloos aan de gemeente in eigendom zal afstaan a. een strook grond van het tegenwoordige empla cement aan den Westersingel, bestemd als verbindings weg tusschen den Wester- en den Harlingersingel, ter breedte, met inbegrip van het daaronder vallend ge deelte Tramstraat, van 14.4 Meter, als op bijgaande situatie is aangegeven b. de trambaan achter den Westersingel, loopende van het onder a bedoelde emplacement tot de Harünger- vaartsbrug B. haar nieuwe emplacement aan den Zuidersingel zoo zal inrichten, dat een verbreeding van dien singel tot 11 Meter, gelijk is aangegeven op den hierbij over- gelegden blauwdruk gemerkt SS Weg en Werken, Leeuwarden L-6-295-374, mogelijk is, eventueel na rui ling van grond aldaar tusschen de gemeente en den Staat der Nederlanden. Bij inrichting van het emplacement als onder B be doeld, zal, zooals uit de teekening blijkt, de Neder- landsche Tramweg Maatschappij gebruik moeten maken van een strook van den aan de gemeente behoorenden grond aan de zuidoostzijde van den singel, welke daar ter plaatse alsdan een mindere breedte dan 11 meter zal verkrijgen 7 meter). Hiertegen bestaat geen bezwaar. Onzerzijds zijn voorts geen bedenkingen tegen het kosteloos in bruikleen afstaan van het hierbedoekle strookje grond. Met betrekking tot het gevraagde renteloos voorschot ad 25.000.- hebben wij aan de Tramweg Maat schappij te kennen gegeven dat wij dit verzoek slechts dan in overweging kunnen nemen indien de rails, die thans nog in het stationsplein liggen, harerzijds daar uit worden verwijderd. Nu dit, zooals boven reeds is uiteengezet, door de Maatschappij niet mogelijk wordt geacht, waardoor zeer tot onzen spijt nog niet het geheele tramverkeer uit de stad wordt verwijderd, immers het rijden van trammen over het stationsplein blijft voortbestaan, meenen wij dat onder deze omstan digheden en ook overigens het gemeentebelang niet zoodanig gediend wordt dat het verstrekken van het gevraagde renteloos voorschot gerechtvaardigd zou zijn. Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten: I. aan de Nederlandsche Tramweg Maatschappij, gevestigd te Utrecht, kosteloos in bruikleen af te staan: a. ten behoeve van den aanleg van een rangeer terrein een gedeelte van de kadastrale perceelen ge meente Leeuwarden sectie G no. 11949 en gemeente Huizum sectie A no. 855, gelegen ten zuiden van den Sneekertrekweg, ter gezamenlijke grootte van onge veer 2 Hectaren, zooals op de bij dit besluit behoorende teekening met roode arceering is aangegeven, b. ten behoeve van een nieuw te bouwen personen- station met veeladingen en emplacement, een strook gemeentegrond aan de zuidoostzijde van den Zuider- l singel, met bepaling dat de Maatschappij de benoodigde concessie voor de nieuwe trambaan niet aanvraagt of deze niet legt alvorens met Burgemeester en Wethou- I ders overeenstemming is verkregen omtrent de juiste plaats der lijn langs den Sneekertrekweg, voor het kosteloos gebruik waarvan, voor zoover eigendom der gemeente, vergunning wordt verleend en onder voorwaarde dat het onder b genoemde emplacement zoodanig worde ingericht dat met uitzon dering van het gedeelte singel langs bedoelde strook, dat een breedte van 7 meter zal verkrijgen, ver breeding van dien singel tot 11 meter, eventueel na ruiling van grond met den Staat der Nederlanden, mogelijk wordt, een en ander op de wijze als is aan gegeven op den bij dit besluit behoorenden blauwdruk, gemerkt S. S. Weg en werken Leeuwarden, L - 6 - 295 - 374 en voorts onder voorwaarde dat de onder 11 genoemde eigendomsoverdracht tot stand komt; II. van de Nederlandsche Tramweg Maatschappij kosteloos in eigendom over te nemen: a. een strook grond van het tegenwoordige tram emplacement aan den Westersingel, bestemd als ver bindingsweg tusschen den Wester- en den Harlinger singel, ter breedte, met inbegrip van het daaronder vallend gedeelte Tramstraat, van 14.4 Meter, als op de bij dit besluit behoorende teekening is aangegeven; b. de trambaan achter den Westersingel, loopende van het onder a genoemde emplacement tot de Harlin- gervaartsbrug; III. te trachten met den Staat der Nederlanden eene ruiling van grond aan te gaan met gesloten beurs, in dier voege dat daardoor tusschen het thans bestaande hek ten zuiden van de veemarkt en het terrein der Nederlandsche Spoorwegen, over de geheele lengte van den Zuidersingel een strook grond van 11 Meter breedte eigendom der gemeente wordt, zooals op de bij dit besluit behoorende teekening met roode bloklijn is aan geduid; IV. het verzoek van de Nederlandsche Tramweg Maatschappij om toekenning van een renteloos voor schot uit de gemeentekas af te wijzen. Leeuwarden, 4 Maart 1926. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden J. M. VAN BEYMA, Burgemeester. T. BAKKER, L.-Secretaris. WIJZIGING verordeningen betreffende de beurs en de waag. Aan den Gemeenteraad. Bij besluit Uwer vergadering van 26 Januari 1926 is aan j. B. van der Meer en S. A. Zandstra vergunning verleend tot het plaatsen en exploiteeren van een elec- irisch mijntoestel in het veilingslokaal van de waag alhier. In de vooraf van de beurs- en waagcommissie en van den beurs- en waagmeester ingewonnen adviezen, «elke bij ons voorstel, dat tot Uw gemeld besluit heeft »eleid, zijn overgelegd en die thans opnieuw worden bijgevoegd, wordt het voorstel gedaan om het recht voor het plaatsen van boter in de waag, bedoeld in art. 8 der verordening (gemeenteblad van 1921 no 7, ge wijzigd bij gemeenteblad no. 20 van 1922), te ver- lioogen. De commissie wijst er tevens op dat het recht niet alleen behoort te worden geheven voor de boter die aangevoerd wordt in de waag, maar tevens voor boter, die, ofschoon niet aangevoerd, aldaar wordt ge veild. De beursmeester, dien wij dienaangaande hebben gehoord, is het daarmede volkomen eens, omdat het liet uitgesloten is dat in het vervolg ook boter op mon ster geveild zal worden. Wat betreft het bedrag van het |te heffen recht, is de beurscommissie zoowel als de beurs- en waagmeester van oordeel, dat het tarief van gemeld artikel behoort te worden verdubbeld. Wij tonnen ons daarmede volkomen vereenigen, ook omdat, zooals de beurs- en waagmeester in zijn advies van 16 januari 1.1. zegt, daardoor meer overeenstemming komt met de heffing van rechten voor het plaatsen van kaas. De hoogere opbrengst aan rechten, die als gevolg van de voorgestelde wijzigingen zal worden verkregen, tan slechts geraamd worden op ongeveer 600. zoodat de inrichting ook thans geen matige winst" zal opleveren, die de wet toelaat. ONTWERP. BESTAANDE REDACTIE. Art. 1. Ten behoeve der gemeente Leeuwarden worden rechten geheven a. voor toelating in het beurs- en waaggebouw; b. voor het wegen en plaatsen van aan de waag aangevoerde waren en voor het plaatsen van boter in de waag; c. voor het bewaren van kaas en boter in de waag; d. voor het gebruik van standplaatsen in de waag en de beurs; e. voor het gebruik van aanplakborden en muur vlakten; voor het gebruik van een vaste tafel met ten minste drie stoelen in het afrekenlokaal; g. voor het gebruik van kastjes. Art. 2. Het recht voor de toelating tot het beurs- en waag gebouw gedurende de openstelling op Vrijdag bedraagt voor ieder persoon en voor elk bezoek dertig cent. Dit recht kan bij wijze van abonnement worden Overeenkomstig het vorenstaande stellen wij wijziging van de artt. 1 en 8 der heffingsverordening en art. 2 der invorderingsverordening voor. Voorts heeft de beurs- en waagmeester te kennen gegeven dat vermoedelijk de handel er behoefte aan zal hebben dat ook op andere dan de marktdagen boter en misschien ook kaas, kan geveild worden. Het komt ons voor dat van de zijde van de gemeente er geen enkel bezwaar kan bestaan om, als een aanvraag in dien zin mocht binnen komen, daarop gunstig te beschikken. Met het oog daarop stellen wij wijziging van de artt. 2 en 10 der heffingsverordening voor. Uit het vorenstaande volgt, dat ook de verordening, regelende het gebruik van de beurs en de waag (ge meenteblad no. -26 van 1921) moet worden aangevuld. Aangezien het niet buitengesloten is dat met het oog op den handel de waag ook op andere uren geopend moet zijn dan thans in art. 1 is aangegeven, meenen wij door de voorgestelde wijziging daaraan tegemoet te kunnen komen. De wijzigingen van de artt. 2 en 9 dezer verordening vloeien mede uit het vorenstaande voort. Tegelijkertijd wordt voorgesteld een fout in de redactie van art. 2bis der invorderingsverordening te herstellen. Op grond van het hierboven vermelde hebben wij de eer U voor te stellen het hieronder afgedrukte ontwerp tot een besluit Uwer vergadering te verheffen. Leeuwarden, 22 April 1926. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. M. VAN BEYMA, Burgemeester. T. BAKKER, L.-Secretaris. De Raad der gemeente Leeuwarden; gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders; besluit A. de verordening op de heffing van beurs- en waagrechten in de gemeente Leeuwarden (gemeente blad 1921 no. 7 en 1922 no. 20) te wijzigen als volgt I. Art. 1, sub b, wordt gelezen als volgt voor het wegen en plaatsen van aan de waag aan gevoerde waren en voor het plaatsen of veilen van boter in de waag. II. In art. 2 worden in de le zinsnede achter „Vrijdag" ingevoegd de woorden „en andere door Burgemeester en Wethouders te bepalen veilingdagen." 368 369

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1926 | | pagina 175