Bijl no. 11.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926.
Van de beslissing van den controleur kunnen belang
hebbenden binnen eene maand na hare dagteekening
in beroep komen bij den Raad.
Art. 19.
Een ieder is gehouden aan den controleur op diens
aanvraag binnen veertien dagen een onderteekende op
gaaf te verstrekken van de in zijn dienst zijnde personen,
die
a. in deze gemeente wonen of geacht worden
hoofdverblijf te hebben, met vermelding voor elk hunner
van adres en de belooning die hij in eenigen vorm
geniet
b. zonder in deze gemeente hoofdverblijf te hebben
er op meer dan 90 dagen in het belastingjaar aanwezig
zijn tot vervulling van eene betrekking.
Art. 20.
Deze verordening treedt in werking met 1 Mei 1926.
Alsdan vervalt de verordening op de heffing van eene
belasting naar het inkomen vastgesteld bij raadsbesluit
van 28 Februari 1922, met dien verstande dat zij van
kracht blijft ten opzichte van kohieren loopende over
belastingjaren welke vóór 1 Mei 1926 zijn geëindigd.
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd,
B. VERORDENING op de invordering van eene
belasting naar het inkomen.
Art. 1.
Waar in deze verordening wordt gesproken van
„controleur" wordt daarmede bedoeld de „controleur
der gemeentebelastingen."
Art. 2.
De controleur is bevoegd bij den aanslag van de
aangifte af te wijken, of, ingeval geene aangifte is ge
daan, tot ambtshalven aanslag over te gaan.
Art. 3.
Zoo spoedig mogelijk maakt de controleur van de
aanslagen kohieren op, welke hij na de vaststelling ter
invordering van de daarin uitgetrokken bedragen aan
den gemeenteontvanger doet toekomen.
Het model van de kohieren wordt door Burgemeester
en Wethouders vastgesteld.
Art. 4.
De gemeenteontvanger doet binnen veertien dagen,
nadat een kohier bij hem is ontvangen, aan de belasting
schuldigen een aanslagbiljet, waarvan het model door
Burgemeester en Wethouders wordt vastgesteld, in
gesloten omslag toekomen.
Aanslagbiljetten, die bij de betaling in gesloten om
slag worden aangeboden, worden, na afschrijving der
betaalde som, op dezelfde wijze teruggegeven.
Art. 6.
De aanslagen zijn invorderbaar in zooveel gelijke
termijnen als er na de maand, die in de dagteekening
van het aanslagbiljet is vermeld, nog maanden van het
belastingjaar overblijven. Op den laatsten dag van elk
dier maanden vervalt een termijn. Vermeldt de dag
teekening van het aanslagbiljet een latere maand dan
378
jjijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926.
de zevende van het belastingjaar, dan is de aanslag
invorderbaar in vijf gelijke termijnen, waarvan de eerste
vervalt op den laatsten dag der maand volgende op
die, welke in de dagteekening van het aanslagbiljet is
vermeld, de tweede een maand later en zoo vervolgens.
Art. 7.
De verschuldigde belasting is dadelijk en in eens
invorderbaar
a. wanneer op de roerende of onroerende goederen
van den belastingplichtige beslag is gelegd of wanneer
deze in staat van faillissement is verklaard
b. wanneer een belastingplichtige zijn hoofdverblijf
naar elders overbrengt.
Art. 8.
De toerekening en afschrijving der betalingen ge
schiedt in de volgende orde
a. op de kosten van vervolging
b. op de oudste der openstaande aanslagen of der
vervallen termijnen.
Art. 9.
Aanslagen of gedeelten van aanslagen, waarvan de
invordering wegens gebleken onvermogen van de be
lastingschuldigen of om andere oorzaken, ondanks een
behoorlijke vervolging, niet heeft kunnen plaats hebben,
kunnen op gemotiveerde voordracht van den gemeente
ontvanger door den raad oninvorderbaar verklaard
worden.
Art. 10.
De invordering van deze belasting geschiedt verder
overeenkomstig de bepalingen der artikelen 258, 259,
260 en 261 der Gemeentewet.
Art. 11.
Overtreding van de artikelen 11 en 19 van de heffings
verordening wordt gestraft met hechtenis van ten
hoogste zes dagen of een geldboete van ten hoogste
vijf en twintig gulden.
Art. 12.
Deze verordening treedt in werking met 1 Mei 1926.
Alsdan vervalt de verordening op de invordering van
eene belasting naar het inkomen, vastgesteld bij raads
besluit van 28 Februari 1922, met dien verstande, dat
zij van kracht blijft ten opzichte van kohieren loopende
over belastingjaren welke vóór 1 Mei 1926 zijn geëin
digd.
Leeuwarden, 19
Dc Raad voornoemd,
379