Bijlage no. 15.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926. Bijl. no. 15.
BOUW van een vaste brug over het Vliet.
Aan den Gemeenteraad.
In de gemeentebegrooting voor het dienstjaar 1926 is
een post opgenomen tot een bedrag van 55.120.-
voor het maken van een nieuwe brug over het Vliet
tegenover de Bleeklaan.
Teneinde te kunnen overgaan tot uitvoering van
bovenbedoeld werk droegen wij den directeur der ge
meentewerken het vervaardigen van een ontwerp eener
brug ter plaatse op. De vraag deed zich daarbij voor,
of moest worden overgegaan tot den bouw van een
beweegbare dan wel van een vaste brug. Na nauw
gezette overwegingen, vermeld in zijn hierbij overge-
legden brief van 3 Augustus 1925, no. 1175, is de
directeur der gemeentewerken tot de slotsom gekomen
dat aan een vaste brug de voorkeur moet worden gege
ven. In het oog springende voordeelen hierbij zijn: lagere
bouwkosten dan van een beweegbare brug, minder
onderhoud, geen kosten van bediening, geen oponthoud
voor het verkeer. De scheepvaart zal van een vaste brug
weinig hinder ondervinden, aangezien schepen, bestemd
voor de fabrieken en zaken ten Westen van de ont
worpen brug, hunne bestemming kunnen bereiken,
ingeval zij niet onder de brug door kunnen, van de
zijde van den Ooster Grachtswal. Vestiging van moderne
nieuwe fabrieken is aan het Vliet in de toekomst niet
te verwachten, daar aansluiting aan het spoorwegnet
niet mogelijk is. Met uitzondering van slechts één firma
hebben de betrokken zakenmenschen aan het Vliet dan
ook geen bezwaar tegen een vaste brug, evenmin als
de commissie voor de Openbare Werken, de Kamer van
Koophandel en Fabrieken voor Friesland, die zich van
haar kant in verbinding stelde met cenige organisaties
op scheepvaartgebied, de commissaris van politie en de
Bond „Friesche Stoom- en Motorvaart-belangen", wiens
meeningen over deze aangelegenheid zijn ingewonnen.
Met een enkelen naar voren gebrachten wensch, o. a. dat
de brug voldoende doorvaarthoogte, ook boven hoog-
waterpeil, dient te bezitten en dat in het belang van het
verkeer per as de klimmingen der wegen naar de brug
niet te steil moeten zijn, is bij het ontwerpen der
plannen zooveel mogelijk rekening gehouden.
Bij schrijven van 19 Januari j.l. no. 68 zijn door den
directeur der gemeentewerken nader uitgewerkte plan
nen ingezonden, met een begrooting van kosten. Wij
kunnen ons met een en ander geheel vereenigen. Ook
de commissie voor de openbare werken gaat blijkens
haar schrijven van 1 Juni 1926 met deze plannen
accoord.
De nieuwe brug zal een doorvaartwijdte verkrijgen
van 6.30 meter, terwijl het rijvlak 9 meter breed
zal zijn. Aan beide zijden van de brug zijn boven
dien rond loopende trottoirs geprojecteerd, welke
op het midden der brug een breedte hebben van
2.79 M. (Het rijvlak van de nieuwe Oosterbrug bedraagt
7.20 M., dat van de Potmargebrug 5 M.) De gemiddelde
hoogte der brug boven het water is 1.95 M. F. Z. P.
(top 1.99 M., geboorte 1.90 M.), hetgeen ons voor de
scheepvaart voldoende voorkomt, hierbij in aanmerking
nemende dat het vaarwater het Vliet op den duur alleen
voor de vaart van kleinere schepen zal behoeven te
dienen en grootere schepen, zooals boven reeds is ver
meld, met vermijding van de brug hunne bestemming
kunnen bereiken. Hoewel uit een technisch oogpunt
geen bezwaar tegen een hoogeren bouw boven het
water bestaat, lijkt het ons met het oog op het verkeer
te land gewenscht niet daartoe over te gaan. De hel
lingen, vooral van de zij-opritten, zouden dan steiler
moeten worden, terwijl ook de hoekpanden langs Bleek
laan en Bote van Bolswertstraat door den verhoogden
weg in ongunstiger positie zouden komen.
De uitvoering is gedacht in gewapend beton op paal-
fundeering. De kosten van den bouw, waaronder mede
begrepen zijn die van enkele bijkomende werken, als
vernieuwing walmuren, wijziging bestratingen en der
gelijke worden geraamd op rond 54.700.Onder
het werk is niet begrepen de verbreeding van de Bote
van Bolswertstraat, waarvan, mede met het oog op de
nog niet plaats gehad hebbende onteigening van enkele
perceelen aldaar, nog geen teekening is gemaakt. Het
ligt in de bedoeling dit werk uit te voeren tegelijk met
de voorgenomen wijziging der bestrating van de Bleek
laan. nu daarop geen trambaan zal worden aangelegd.
Om ruimte voor de uitvoering van het bouwwerk te
verkrijgen is het noodig de vijf aan de gemeente be-
hoorende woningen aan het Zuidvliet ten westen van
de Bote van Bolswertstraat, die, zoodra aan de straat-
verbreeding aldaar wordt begonnen, toch moeten ver
dwijnen, af te breken. Hiervoor behoefden in de be
grooting geen kosten te worden opgenomen. Het verkeer
langs het Noordvliet zal tijdens den bouw der brug niet
gestremd worden; dat langs het Zuidvliet en de Bote
van Bolswertstraat ter plaatse wel, waartegen echter
geen bezwaar is, aangezien aldaar voldoende zijstraten
zijn welke verbinding geven met de afgesloten gedeelten.
Na het gereed komen van de nieuwe brug kan de in
de onmiddellijke nabijheid liggende Blauwe brug (de
z.g. Blokjesbrug) worden opgeruimd. In de begrooting
is hiervoor een post van 300.aangebracht. De
plannen en teekeningen voor de verplaatsing van de
Witte brug (ijzeren ophaalbrug) naar den Poppeweg,
ter vervanging van de Poppebrug, zijn nog niet zoover
gereed dat zij tegelijk met dit voorste! aan den Raad
kunnen worden aangeboden.
Wij hebben de eer IJ voor te stellen te besluiten
Burgemeester en Wethouders te machtigen over te
gaan tot
A. den bouw van een nieuwe vaste brug over het
Vliet tegenover de Bleeklaan en de Bote van Bolswert
straat, met bijkomende werken, overeenkomstig de tee
keningen, overgelegd bij het schrijven van den directeur
der gemeentewerken d.d. 19 Januari 1926, no. 68
B. het afbreken van de vijf aan de gemeente behoo-
rende woningen, staande aan het Zuidvliet ten westen
van de Bote van Bolswertstraat en tot het opruimen van
de Blauwe brug, het laatste nadat de onder A bedoelde
brug voor het verkeer is opengesteld.
Leeuwarden, 10 Juni 1926.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
T. BAKKER, L.-Secretaris.
397