Bijl no. 24. By lage no. 24. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926. AMBTENARENREGLEMENT. Aan den Gemeenteraad. Uit de Memorie van Antwoord op het Sectie-verslag betreffende de begrooting voor 1926 (zie bijlagen 1925 nos. 35 en 37) kan U bekend zijn, dat sinds eenigen tijd het samenstellen van een reglement voor de ambtenaren in dienst dezer gemeente bij ons College aanhangig is. De Commissie voor Georganiseerd Overleg heeft ons n.l. het ontwerp van zulk een reglement doen toekomen, met verzoek dat aan Uwe Vergadering ter vaststelling aan te bieden. Tegen het in het leven roepen van een verordening tot regeling van den rechtstoestand der gemeente ambtenaren, naast het reeds bestaande Werklieden reglement, heeft ons College geen bezwaar, al staat voor ons vast, dat het ontbreken van zoodanige regeling tot dusverre nimmer in het nadeel der betrokken ambte raren heeft gestrekt. Intusschen hebben wij gemeend liet ons door de Commissie voor Georganiseerd Overleg aangeboden ontwerp op enkele punten te moeten wijzi gen, met welke wijzigingen genoemde Commissie door ons in kennis is gesteld. In haar ter visie liggenden brief van 11 Augustus j.l. deelt de Commissie nu mede, dat zij zich met vrijwel het geheele door ons vastge stelde ontwerp kan vereenigen. Slechts ten aanzien van sommige artikelen maakt zij enkele opmerkingen, welke wij hieronder kortelijk nader zullen bespreken. Vooraf ga de algemeene opmerking, dat wij er naar gestreefd hebben, tusschen de voorschriften van het Werkliedenreglement en die van het ontwerp-Ambte- narenreglement zooveel mogelijk uniformiteit te verkrij gen. Niet alleen toch verdient dit uit een redactioneel oogpunt aanbeveling, maar ook is het gewenscht, dat bepalingen uit het Werkliedenreglement, die in de prak tijd haar doelmatigheid hebben getoond, voor zoover mogelijk ook in het Ambtenarenreglement worden op genomen. Wij denken hierbij, bijvoorbeeld, aan de onderscheiding tusschen vaste en tijdelijke werklieden en ambtenaren; aan de regeling in zake de betaling van ziektegeld en overuren; aan de voorschriften betreffende het scheidsgerecht, enz. De verordening zelve behoeft o. i. weinig bijzondere toelichting zij zal U, naar wij vertrouwen, bij lezing duidelijk zijn. Wij volstaan dan ook met de bespreking van de artikelen, welke in den laatsten brief van de Commissie voor Georganiseerd Overleg worden vermeld. In de eerste plaats zou de Commissie gaarne een regeling zien getroffen, volgens welke het ontworpen reglement ook op jeugdige ambtenaren van toepassing wordt verklaard (zie art. 1. lid 3). De toepasselijkver- klaring van het reglement op andere dan de vaste en de tijdelijke ambtenaren is echter een zaak. die later, wan neer uitvoering aan art. 1, lid 3, wordt gegeven, door Uwe Vergadering onder oogen kan worden gezien. Wij brengen hier dus slechts in herinnering, dat in Uwe zitting van 14 April 1925 is besloten uit het Werklieden reglement de bepalingen betreffende de z.g. aankomende werklieden te laten vervallen en alleen te onderscheiden vaste en tijdelijke werklieden, met de mogelijkheid om. gelijk is geschied, het Werkliedenreglement ten deele cok op de losse arbeiders van toepassing te verklaren. Er is nu geenerlei reden, om ten aanzien van de ambte naren een andere gedragslijn te volgen, te minder, waar juist bij de ambtenaren de jeugdigen nagenoeg altijd tot het losse personeel zullen behooren, met het gevolg, dat rij onder artikel 1, lid 3. kunnen vallen. Vervolgens stelt de Commissie voor Georganiseerd Overleg voor, in plaats van het vragen het aannemen van geschenken door ambtenaren te verbieden. Wij hebben met deze opmerking rekening gehouden en in art. 13, sub c, behalve van het vragen ook van het aan nemen van geschenken of giften melding gemaakt. Overeenkomstig den wensch der Commissie hebben wij voorts het tweede lid van art. 21 in dien zin aan gevuld, dat niet alleen het maken van overuren, maar ook het opdragen van overwerk zooveel mogelijk ver meden moet worden. In art. 25 is verder, eveneens op verzoek van de Commissie voor Georganiseerd Overleg, een definitie opgenomen, aangevende wat voor de toepassing van dit artikel onder „nacht" is te verstaan, n.l. de tijd tus schen des namiddags 10 uur en des voormiddags 6 uur. In verband met een opmerking van de genoemde Commissie, dat art 32 sub c, zooals dat aanvankelijk was ontworpen, in bepaalde gevallen een leemte zou laten, welke voor den betrokken ambtenaar onbillijk zou zijn, hebben wij dit artikel zoodanig gewijzigd, dat de daar bedoelde ongeschiktheid wegens ziels- of lichaamsgebreken moet blijken uit een mededeeling, als bedoeld in art. 77 der Pensioenwet 1922, tenzij door gebrek aan medewerking van de zijde van den ambte naar het vereischte geneeskundige onderzoek niet heeft kunnen plaats vinden. Eenerzijds worden de belangen van den ambtenaar door deze bepaling ten volle beschermd, terwijl ander zijds de gemeente tegen mogelijken onwil en tegen werking gevrijwaard is. Volgens art. 40 moet de schriftelijke verklaring, waarbij de belanghebbende ambtenaar beroep op het Scheidsgerecht kan instellen, bij den secretaris van het Scheidsgerecht ingediend worden binnen driemaal 24 uur, nadat de ambtenaar van de beslissing kennis heeft gekregen. De Commissie voor Georganiseerd Overleg zou de Zondagen in dezen termijn niet begrepen willen zien. Wij merken daartegenover op, dat de voorgestelde regeling overeenkomstig die van het Werkliedenregle ment is, hetwelk op dit punt nimmer tot moeilijkheden aanleiding heeft gegeven. Er bestaat dus geen aanleiding om ten deze van het Werkiiedenreglement af te wijken. Ditzelfde geldt ten opzichte van art. 41, waarin de samenstelling van het Scheidsgerecht en de benoeming van zijn leden is geregeld. Evenals het Scheidsgerecht voor de werklieden (art. 49 Werkliedenreglement) be staat ook dat voor de ambtenaren uit 5 leden (met 5 plaatsvervangers) en den secretaris (resp. plaats vervangend secretaris); evenals daar worden ook hier twee leden benoemd door Burgemeester en Wethouders, twee door de ambtenaren, en de voorzitter, tevens lid, door Uwe Vergadering, op een door ons College bij U in te dienen aanbeveling van twee personen, terwijl ook hier de secretaris door ons College wordt aangewezen. Deze wijze van benoeming dunkt ons volkomen ratio neel; zij heeft, wat de werklieden betreft, in de praktijk getoond de juiste te zijn en nimmer eenig bezwaar opgeleverd. Er is dan ook niet de minste aanleiding om, gelijk in de Commissie voor Georganiseerd Overleg ter sprake werd gebracht, voor het ambtenaren-Scheids gerecht een andere regeling der benoeming te volgen en, met name, den voorzitter te laten benoemen door de vier leden (deels door ons College, deels door de ambtenaren gekozen). De benoeming van den voorzitter door den Gemeenteraad biedt n.l. niet alleen den waarborg van onpartijdigheid, maar voorkomt tevens, dat in den boezem van het Scheidsgerecht reeds wrijving ontstaat (in casu over de voorzitterskeuze), nog voordat het gerecht zijn eigenlijke taak heeft aangevangen. Ook zou de in de Commissie voorgestelde regeling, volgens welke de voorzitter eerst bij het ontbreken van overeen stemming tusschen de vier leden door Uwen Raad be noemd wordt, aan de positie van den aldus gekozen voorzitter niet ten goede komen, aangezien uit die wijze van benoeming al dadelijk zou blijken, dat hij tegen den zin van wellicht de helft zijner medeleden tot voorzitter is aangewezen. 421

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1926 | | pagina 201