i
aiy
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926.
Art. 3.
De jaarwedde van de leerares in de handwerken
bedraagt, indien zij van 10 tot en met 18 uren per week
les geeft 360.benevens 72.per wekelijksch
lesuur, na 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14 en 16 dienstjaren telkens
te verhoogen met 6.75 per wekelijksch lesuur; indien
zij meer of minder uren per week les geeft, wordt de
jaarwedde bij afzonderlijk Raadsbesluit vastgesteld.
Art. 4.
De jaarwedde van de leerares in den zang bedraagt
135.voor ieder gedurende den geheelen cursus
feitelijk gegeven lesuur per week voor gedeelten van
den cursus naar gelang van den duur daarvan welke
wedde kan worden verhoogd, indien zij 2, 4, 6, 8, 10,
12, 14 en 16 jaren is werkzaam geweest, telkens
met 9.
Art. 5.
De leerares, die door Burgemeester en Wethouders
is aangewezen om de directrice bij ontstentenis, af
wezigheid of verhindering te vervangen, geniet, als zoo
danig, eene belooning van 200.'s jaars boven hare
bezoldiging.
25 O
Art. 6.
De jaarwedde der leeraressen, die tevens aan een of
meer andere inrichtingen van middelbaar- of hooger
onderwijs zijn verbonden, mag niet stijgen boven het
bedrag, dat zij zouden genieten, indien zij alle lessen
aan dezelfde school gaven.
Art. 7.
Het vaststellen van de aanvangsjaarwedden voor het
in deze verordening genoemde personeel, het bepalen
van den dag, waarop de benoeming ingaat en de
verhoogingen van jaarwedden geschieden door Burge
meester en Wethouders. Dit college is bevoegd, be
houdens beroep van den betrokkene op den Raad, eene
verhooging wegens diensttijd niet toe te kennen, hetzij
ambtshalve, na ingewonnen advies van de commissie
van toezicht op het middelbaar onderwijs, hetzij op
voorstel van genoemde commissie. Deze hoort in beide
gevallen den betrokkene en de directrice.
De verhoogingen wegens diensttijd gaan in met den
eersten dag der maand, volgende op die, waarin de
diensttijd is volbracht, tenzij de diensttijd op den
eersten dag der maand volbracht zij; in dat geval gaan
zij op dien datum in.
De verhoogingen wegens het behalen van den doctors
titel of het verkrijgen van eene volledige bevoegdheid
in een der door de leeraressen onderwezen vakken gaan
in met den eersten dag der maand, volgende op die,
waarin die titel of bevoegdheid is verkregen, tenzij de
titel of bevoegdheid op den eersten dag der maand ver
kregen zij; in dat geval wordt de jaarwedde verhoogd
met ingang van dien datum.
Art. 8.
Voor de berekening der jaarwedde of bezoldiging bij
indiensttreding of ontslag in den loop eener maand
wordt de maand op 30 en het jaar op 360 dagen gesteld.
Art. 9.
Boven en behalve de wedde, naar deze verordening
toe te kennen, genieten de directrice, de leeraressen en
de concierge, bij wijze van tijdelijke toelage, voor hunne
440
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926. jL t)l. HO. 2b.
wettige of wettelijk erkende, zoomede voor de uit een
vroeger huwelijk van hun echtgenoot gesproten kin
deren beneden den leeftijd van 18 jaar, die zij op den
lsten Januari van het jaar bezitten, een kindertoelage,
overeenkomstig de bepalingen vervat in de in art. 2
genoemde Koninklijke besluiten.
Art. 10.
Bij aanvragen aan Burgemeester en Wethouders om
verlof tot afwezigheid wegens ziekte door de directrice
of eene leerares wordt tevens eene geneeskundige ver
klaring overgelegd, waaruit blijkt, dat de betrokkene
wegens ongesteldheid verhinderd is hare betrekking
waar te nemen.
Heeft de afwezigheid langer geduurd dan drie maan
den of wanneer het overigens door Burgemeester en
Wethouders wordt gevorderd, dan hervat de directrice
of de leerares hare werkzaamheden niet eerder dan na
inzending aan Burgemeester en Wethouders van eene
geneeskundige verklaring, waaruit blijkt, dat die her
vatting kan worden toegelaten met het oog op de
belangen zoowel van het onderwijs, als van de betrok
kene zelf en van de leerlingen.
Bij onafgebroken afwezigheid wegens ziekte wordt
aan de directrice of de leerares gedurende het eerste
jaar na den datum, die in het besluit, waarbij haar het
verlof verleend is, als aanvang daarvan is vastgesteld,
de jaarwedde geheel uitgekeerd; gedurende het tweede
jaar wordt op hare jaarwedde ingehouden hetgeen in
dien tijd besteed is aan de waarneming van den dienst;
over den verderen duur van het verlof wordt de jaar
wedde geheel ingehouden.
De afwezigheid wordt geacht onafgebroken te hebben
voortgeduurd, indien binnen twee maanden nadat de
werkzaamheden hervat zijn, opnieuw wegens ziekte
verlof wordt verleend.
De termijn van twee maanden wordt door de vacanties
opgeschort.
Art. 11.
Ingeval van verlof wegens afwezigheid om andere
redenen dan ziekte, kan bij het besluit, waarbij verlof
wordt verleend, worden bepaald, dat gedurende die
afwezigheid geheel of ten deele geen jaarwedde of
belooning wordt uitgekeerd.
Art. 12.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1927.
Op dat tijdstip vervalt de verordening regelende de
jaarwedden der docenten aan de school van middelbaar
onderwijs voor meisjes (gemeentebladen no. 8 van 1918,
no. 27 van 1919, no. 39 van 1920, no. 49 van 1921,
no. 21 van 1923 en no. 7 van 1925).
441
1