Bijl. no. 31. Bijlage no. 31. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926. VOORSTEL van Burgemeester en Wethouders tot het aangaan van onderhandsche geld- leeningen. Aan den Gemeenteraad. Ten einde aan het Raadsbesluit d.d. 12 October j.L, no. 350R/196, strekkende tot aflossing, per 1 Januari 1927, van het restant der krachtens Raadsbesluiten d.d. 25 October 1921, no. 461R/250, en 1 November 1921, no. 47Ir/267, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluiten d.d. 27 October 1921, no. 101, en 1 Novem ber d.a.v., no. 3, aangegane 6</2 geldleening, oor spronkelijk groot 1.000.000.en per resto groot 940.000.uitvoering te kunnen geven, zal opnieuw moeten worden geleend. Ofschoon het restant der lee ning, dat buitengewoon afgelost zal worden, 940.000.- bedraagt, beoogt het onderhavige voorste! het aangaan eener nieuwe leeningschuld ten bedrage van 900.000.-. Voor dekking van de rest ad 40.000.zouden wij een deel der uitkeeringen uit de opbrengst der Oorlogswinst belasting willen bestemmen. Wij zijn er in geslaagd deze leening van 900.000. behoudens acceptatie door Uwen Raad en goedkeuring van de desbetreffende besluiten door Gedeputeerde Staten dezer provincie, bij gedeelten te plaatsen op onderhandsche schuldbekentenissen tegen eene rente van 4'/2 's jaars en wel bij de Spaarbank te Rotter dam 300.000.bij de Spaarbank te Leeuwarden f 100.000.voorts door tusschenkomst van de Incassobank, alhier, bij de Levensverzekeringsmaat schappij, opgericht in 1863 door het Nederlandsch Onderwijzersgenootschap, gevestigd te Amsterdam, 150.000.— en bij het Weduwen- en Weezenfonds van Europeesche Burgerlijke Ambtenaren in Nederlandsch- Indië, gevestigd te Amsterdam, 350.000.—, alles tegen den koers van 99 /i Wij zijn van meening, dat onder de tegenwoordige omstandigheden geen gunstiger voorwaarden zijn te be dingen en dat op de aanbiedingen moet worden inge gaan. De bedongen koers is, gelijk U bekend zal zijn, niet minder gunstig dan die, waartegen andere gemeen ten en ook provinciën, die tot conversie zijn overgegaan, zijn geslaagd in het plaatsen van daartoe strekkende leeningen. De kosten, uit deze transacties voortvloeiende, zullen in totaal de som van 900.niet te boven gaan. Wat de jaarlijksche aflossingen betreft, meenen wij U een ander plan te moeten voorleggen dan in 1921 is gevolgd. Toen is n.L, om telken jare eene ongeveer gelijke som voor aflossing en rente te zamen op de begrooting te kunnen brengen, telkens na vijf jaren een hooger cijfer voor de aflossingen bepaald. Men heeft dus als het ware de leening behandeld als eene annuïteitsleening. De aflossingen waren aldus geregeld 1922 tot en met 1926 12.000.per jaar. 1927 1931 16.000.— 1932 1936 22.000.— 1937 1941 28.000.— 1942 1946 33.000.— 1947 1951 40.000.— 1952 1956 49.000.— Bij nader inzien komt ons dit systeem niet geheel juist voor. Beter lijkt het ons na te gaan voor welk doel is geleend, m. a. w. welke de objecten zijn die met het geleende geld zijn betaald. Het is toch geenszins het zelfde of men, om een paar sprekende voorbeelden te noemen, leent voor aankoop van een machine, voor uit breidingswerken aan de gemeentelijke gasfabriek of voor aankoop van land. Immers, die machine behoort in enkele jaren te worden afgeschreven, het tempo van de aflossingen der geleende gelden ten behoeve van de gasfabriek kan gelijk zijn aan het afschrijvingspercen tage dat daarvoor is voorgeschreven in de verordening op het beheer dier fabriek en wat den aankoop van land betreft, daarvoor zou eigenlijk in het geheel niet be hoeven te worden afgelost. In het kort komt dit dus hierop neer, dat bij het vaststellen van het plan van aflossing rekening moet worden gehouden met den levenduur der leeningsobjecten. Een blik op het staatje, dat wij hierbij overleggen en waarop zijn vermeld de objecten, tot betaling waar van de onderwerpelijke leening, oorspronkelijk groot 1.000.000.heeft gestrekt, zal U doen zien, dat de levensduur dier objecten al heel verschillend is en dat verscheidene daarvan in korten tijd behooren te worden afgeschreven, terwijl voor andere gevoegelijk een lan gere termijn dan 35 jaren duur waarvoor de leening werd aangegaan had mogen worden aangenomen. Nu wij staan voor conversie der bestaande leening, waarop reeds 5 jaren is afgelost en waaruit voortvloeit dat de nieuwe leening voor den tijd van 30 jaar behoort te worden aangegaan, is het uiteraard niet mogelijk thans het door ons hierboven voorgestane systeem van aflossing consequent toe te passen en moeten wij vol staan met U voor te stellen om, in stede van telkens na vijf jaren meer af te lossen, integendeel de eerste jaren een hooger bedrag daarvoor te bestemmen. Daarbij kan dan worden aangenomen, dat in de afgeloopen vijf jaren, door aflossing van 5 X 12.000.- 60.000.in de eerste plaats die objecten zijn be taald, waarvoor een afschrijving in enkele jaren zeer rationeel is. Bovendien zouden wij de reeds plaats ge had hebbende aflossingen met 40.000.willen ver- hoogen door, zooals hiervoor ook reeds werd opge merkt, een deel uit de uitkeeringen van de opbrengst der Oorlogswinstbelasting te putten. De aflossing van het te ieenen bedrag ad 900.000.- zouden wij in totaal als volgt willen zien bepaald 1928 tot en met 1932 36.000.per jaar. 1933 1942 31.500.— 1943 1957 27.000.— De eerste aflossing, vallende in 1928, zal dan ten laste van den dienst 1927 moeten komen. Het spreekt vanzelf dat de bedrijven een evenredig aandeel in het disagio zullen moeten vergoeden aan de gemeente, al naar gelang van het bedrag dat voor elk bedrijf is geleend. Onder mededeeling dat de Financiëele Commissie zich met ons voorstel kan vereenigen, geven wij Uwe Vergadering, op grond van het bovenstaande, in over weging te besluiten 1°. met de Spaarbank te Rotterdam, de Spaarbank te Leeuwarden, de Levensverzekeringsmaatschappij, opgericht in 1863 door het Nederlandsch Onderwijzers Genootschap, gevestigd te Amsterdam, en het Wedu wen- en Weezenfonds van Europeesche Burgerlijke Ambtenaren in Nederlandsch-Indië, gevestigd te-'s Gra- venhage, eene onderhandsche geldleening aan te gaan en daartoe vast te stellen de hierna afgedrukte ontwerp besluiten 2°. overeenkomstig art. 136, 2e lid, der Gemeente wet te bepalen, dat de renten en aflossing dier leeningen zullen worden gevonden uit de gewone inkomsten der gemeente. Leeuwarden, 11 November 1926. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden. M. VAN BEYA\A, Burgemeester. E. SCHOTMAN, Secretaris. 463

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1926 | | pagina 223