Bijl. no. 10. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1931. Art. 6. De voorzitter regelt in de oproepingsbrieven de volg orde, waarin de onderwerpen zullen worden behandeld. Art. 12. De leden van den Raad genieten voor het bijwonen zijner vergaderingen een presentiegeld, waarvan het bedrag door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld. Indien de vergadering op één dag niet is afgeloopen, wordt elke dag, dien zij langer duurt, voor de toeken ning van het presentiegeld als eene afzonderlijke ver gadering aangemerkt. Art. 13. De leden, die na sluiting der presentielijst ter ver gadering komen, of die de vergadering verlaten vóór zij gesloten of voor dien dag geschorst is, genieten voor die vergadering geen presentiegeld. Art. 14. Het presentiegeld, berekend met inachtneming der voorgaande artikelen, wordt halfjaarlijks aan de leden uitgekeerd. Art. 32. Ieder lid is verplicht, zijne stem uit te brengen met vóór of tegen, zonder eenige bijvoeging. De stemming heeft plaats naar de volgorde der presentielijst. Vóór iedere stemming wordt door het lot beslist, bij welk nummer van de presentielijst de om- vrage zal beginnen. Indien een lid zich ingevolge art. 46 der Gemeentewet van de stemming onthoudt, wordt hij gerekend niet tegenwoordig te zijn. In het geval, bedoeld bij de 2e alinea van art. 50 dier wet, wordt de beraadslaging over de zaak heropend. Ieder lid heeft het recht, alsdan nog wijzigingen op het hangend gebleven voorstel voor te dragen. HOOFDSTUK IV. Van keuzen en voordrachten. Art. 36. Ingeval eene keuze of voordracht is te doen, benoemt de voorzitter twee leden tot stemopnemers. Zij verza melen de stembriefjes en onderzoeken of hun getal gelijk is aan dat der tegenwoordige leden. De inhoud van elk briefje wordt door den voorzitter overluid voorgelezen, door den eenen stemopnemer nagezien en door den anderen benevens den secretaris opgeteekend. Art. 37. Er hebben zooveel stemmingen plaats, als personen te kiezen of voor te dragen zijn. Voor het samenstellen van stembureaux voor verkie zingen kan van het in het vorig lid bepaalde worden afgeweken. Art. II. Aan artikel 6 wordt een tweede lid toegevoegd, lui dende als volgt „Spoedeischende gevallen uitgezonderd, worden in de oproepingsbrieven geene belangrijke onderwerpen opgenomen, dan wanneer het voorstel ten minste 10 dagen te voren bij de leden is rondgezonden." Art. III. In artikel 12, eerste lid, en in artikel 13 wordt in plaats van „presentiegeld" telkens gelezen „vergoe ding". In artikel 12, tweede lid, en in artikel 14 wordt in plaats van „het presentiegeld" telkens gelezen „de vergoeding". Art. IV. In het derde lid van artikel 32 wordt in plaats van „46" gelezen „52". Het vierde en het vijfde lid van artikel 32 vervallen en worden vervangen door de navolgende bepaling: „Wanneer in het geval, bedoeld in het eerste lid van artikel 58 dier wet, de beraadslagingen wopden her opend, heeft ieder lid het recht, alsdan nog wijzigingen op het hangend gebleven voorstel voor te dragen." Art. V. Het opschrift van Hoofdstuk IV wordt gelezen als volgt „Van keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen." Art. VI. In den eersten zin van artikel 36 wordt in plaats van „keuze of voordracht" gelezen „keuze, voordracht of aanbeveling van personen". Art. VII. In het eerste lid van artikel 37 wordt in plaats van „of voor te dragen" gelezen voor te dragen of aan te bevelen". In het tweede lid van artikel 37 worden achter „ver kiezingen" ingevoegd de woorden „en in andere ge vallen, waarin de Raad zulks besluit, 472 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1931. Art. 38. Van onwaarde zijn de briefjes, die onderteekend zijn, geen persoon duidelijk aanwijzen of niet ingevuld zijn. Zoodanig briefje wordt tot bepaling der meerderheid afgetrokken van het getal leden, die aan de stemming hebben deelgenomen. Ingeval van twijfel over den in houd van een briefje beslist de Raad. Art. 41. De stemming is nietig, indien het getal ingeleverde briefjes niet grooter is dan de helft van dat der leden van den Raad. Art. 43. Indien volgens het voorgaande artikel, in verband met art. 51 der Gemeentewet, het lot moet beslissen, worden de namen van hen, tusschen wie deze beslissing zal plaats vinden, door den eenen stemopnemer op af zonderlijke briefjes van gelijke grootte geschreven en door den anderen stemopnemer nagezien. Deze briefjes worden door den laatste op gelijke wijze gevouwen, in de bus gedaan en omgeschud. Daarna worden de briefjes door den secretaris er een voor een uitgenomen en achtereenvolgens aan den voorzitter overhandigd, die de op de briefjes gestelde namen overluid voorleest. Hij wiens naam het eerst is voorgelezen, is de gekozene. Art. VIII. Artikel 38 wordt gelezen als volgt „Onverminderd de eischen, in het eerste lid van art. 55 der Gemeentewet gesteld, zijn van onwaarde de briefjes, die geen persoon duidelijk aanwijzen zoomede, ingeval 's Raads keuze beperkt is tot bepaalde met name genoemde personen, de briefjes die een anderen naam bevatten dan dien van de personen, tot wie de keuze is beperkt; voor de toepassing van art. 57 dier wet worden zoodanige briefjes als blanco briefjes aangemerkt. In geval van twijfel over den inhoud van een briefje beslist de Raad." Art. IX. Artikel 41 vervalt. Art. X. In artikel 43 wordt in plaats van „51" gelezen „58". 473

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1931 | | pagina 241