Bijl. no. 15.
Bijlage no. 15.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1931.
WIJZIGING Bouwverordening (aansluiting
aan de waterleiding).
Aan den Gemeenteraad.
Burgemeester en Wethouders deelden ons eenigen
tijd geleden mede, dat zij de vraag hebben overwogen
of het met het oog op een goede drinkwatervoorziening
van zoo veel mogelijk woningen in de gemeente niet
wenschelijk ware de desbetreffende artikelen der Bouw
verordening zoodanig te wijzigen, dat de verplichting
tot aansluiting van woningen aan de waterleiding daarin
duidelijker dan thans tot uiting komt en, behoudens voor
bijzondere gevallen, tot regel wordt gemaakt. Het Col
lege voegde aan die mededeeling toe, dat het zich op dit
punt aansloot bij het gevoelen der Gezondheidscommissie
te dezer stede, die het invoeren van eene verplichte aan
sluiting aan de drinkwaterleiding om redenen van
hygiëne zeer gewenscht achtte. Was het College aan
vankelijk van plan de hier bedoelde wijziging te be
handelen tegelijk met de algemeene herziening der
Bouwverordening, welke het zich had voorgenomen voor
te bereiden, bij nadere overweging achtten Burgemeester
en Wethouders, nu bleek, dat met die voorbereiding
nog geruime tijd gemoeid zou zijn, het raadzaam dit
onderdeel afzonderlijk aan te orde te stellen. Mitsdien
verzochten zij onze Commissie deze aangelegenheid ter
hand te nemen, eene verordening tot wijziging van de
artikelen 19, 20 en 49 der Bouwverordening te ont
werpen en die Uwen Raad ter vaststelling aan te bieden.
Aan die uitnoodiging gevolg gevende, hebben wij de
wijzigingsverordening ontworpen, welke wij hierbij aan
U overleggen en die hierachter, naast den bestaanden
tekst der genoemde artikelen, is afgedrukt. Tevens
leggen wij daarbij een rapport van den Gemeentelijken
Inspecteur voor het Woningtoezicht over, waaruit U kan
blijken dat, ook al is de toestand op het gebied der
drinkwatervoorziening in deze gemeente over het alge
meen zeer goed te noemen, de invoering van een ver
plichting tot aansluiting aan de waterleiding niettemin
wenschelijk is, ten einde daar, waar de waterleiding nog
ontbreekt en waar de bevolking gebruik maakt van
water uit regenbakken, welke veelal niet aan de eischen
van deugdelijkheid, reinheid en hygiëne voldoen, zooveel
mogelijk tot verbetering te geraken. Wij meenen U kort
heidshalve naar bedoeld rapport te mogen verwijzen.
Tot toelichting van de ontworpen verordening diene
nog het volgende
Artikel I. De vrijheid van keuze tusschen drinkwa
terleiding en regenbak, welke uit de bestaande artikelen
kon worden afgeleid, is vervangen door de in het eerste
lid van het nieuwe artikel 19 neergelegde algemeene
verplichting tot het aansluiten van te bouwen woningen
aan de waterleiding. De in het tweede lid vervatte uit
zondering is opgenomen voor het geval, dat woningen
worden gebouwd aan een weg, die ver van het centrum
is gelegen en waarin nog geen hoofdbuis van de water
leiding ligt. De afstand van 40 Meter is gekozen in
overeenstemming met de algemeene voorwaarden voor
den bouw van woonhuizen met Rijkssteun. Wordt bij
uitbreiding van de stad later een hoofdbuis in de na
bijheid gelegd, dan dient het Gemeentebestuur de be
voegdheid te bezitten om alsnog aansluiting voor te
schrijven. Hiertoe strekt het laatste lid.
De onderscheiding tusschen drink- en werkwater, in
het bestaande artikel 19 voorkomende, kan gevoegelijk
vervallen. Ook de zinsnede betreffende de looden water
leidingbuizen kan, gelet op de samenstelling van het
drinkwater, worden gemist.
Artikel II. Voor het geval geen drinkwaterleiding
aanwezig behoeft te wezen, moet er een regenwaterbak
zijn, voldoende aan de in het nieuwe artikel 20 vermelde
eischen. Deze zijn, vergeleken bij het thans geldende
artikel 20, beter omschreven en op enkele punten eenigs-
zins verzwaard.
Artikel III. De bepalingen der nieuwe artikelen
20bis en 20ter komen grootendeels thans reeds voor in
het bestaande artikel 20. Toevoeging van het derde lid
van art. 20ter is noodzakelijk om de daar bedoelde af
keuring effect te doen sorteeren.
Artikelen IV en V. Voor bestaande woningen zijn
de eischen op het stuk der drinkwatervoorziening gelijk
gemaakt aan die, gesteld aan nieuw te bouwen huizen,
met dien verstande echter, dat in bijzondere gevallen,
ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, van
de verplichting tot aansluiting tijdelijke ontheffing kan
worden verleend.
Tot zoover de grootst mogelijke meerderheid onzer
Commissie. De minderheid kan zich met het onder
havige voorstel niet vereenigen, omdat haars inziens de
noodzaak daartoe niet aanwezig is en de ontworpen
bepalingen aan de betrokkenen verplichtingen opleggen,
welke zij te bezwarend en niet voldoende gerechtvaar
digd acht.
Als Commissie geven wrij Uwen Raad in overweging
tot vaststelling van de in ontwerp hieronder afgedrukte
verordening over te gaan.
Leeuwarden, 14 September 1931.
De Commissie voor de Strafverordeningen,
J. M. VAN BEYMA, Voorzitter.
ONTWERP.
BESTAANDE REDACTIE.
Art. 19.
Elke woning of eenig ander door Burgemeester en
Wethouders aan te wijzen gebouw moet voorzien zijn
van een middel tot watervoorziening, in staat om goed
drink- en werkwater in voldoende mate te leveren en
niet verder dan 15 Meter van de woning of het gebouw
verwijderd.
Aansluiting aan de waterleiding kan door Burge
meester en Wethouders worden voorgeschreven. Looden
waterleidingbuizen moeten van deugdelijke tinnen voe
ring zijn voorzien.
VERORDENING, houdende wijziging van de
Bouwverordening (gemeenteblad 1920
no. 37, 1921 nos. 16 en 44, 1924 no. 7
en 1926 no. 10).
Artikel I.
Artikel 19 van bovengenoemde verordening wordt
gelezen als volgt
„Elke woning of eenig ander door Burgemeester en
Wethouders aan te wijzen gebouw moet aangesloten
zijn aan de drinkwaterleiding, zoodanig dat de bewoners
of gebruikers daarvan binnenshuis en gedurende het
geheele jaar in voldoende mate gebruik kunnen maken.
Het in het eerste lid van dit artikel bepaalde is niet
van toepassing ten opzichte van woningen en gebouwen,
welke meer dan 40 Meter, gemeten langs den kortsten
489