Bijl. no. 15.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1931.
Burgemeester en Wethouders kunnen toestaan, dat
voor meer dan één woning gemeenschappelijk gebruik
wordt gemaakt van een middel ter voorziening van
werkwater, mits dit buitenshuis en op niet meer dan
15 Meter afstand van die woningen verwijderd is.
Art. 20, 1ste lid.
Indien in woningen niet door de waterleiding in de
behoefte aan drinkwater wordt voorzien, moet elk gezin
de vrije beschikking hebben over een zuiver water be-
vattenden waterdichten regenbak van ten minste 2 M3.
inhoud, voorzien van een waterdichten afsluitbaren
mond, hoog 50 cM. boven den omringenden grond en
waarop een dakvlak van ten minste 25 M-. oppervlakte
moet uitloopen. Dit dak moet steeds voorzien zijn van
waterdichte goten, bovengronds aan den bakmond ver
bonden door een afvoerpijp en ondergronds door middel
van waterdichte metalen buizen, die eene wanddikte
hebben ten genoegen van Burgemeester en Wethouders
en naar hun oordeel voldoende tegen schadelijk roesten
zijn vertind of gegalvaniseerd.
Art. 20, 2de lid.
Het is verboden regenwaterbakken aan te leggen
onder of in woningen en anders dan op een afstand
van ten minste 3 Meter van privaten, waterplaatsen,
mesthoopen, riolen, beerputten of dergelijke verwijderd.
Art. 20, 3de en 4de lid.
Burgemeester en Wethouders kunnen het drinkwater
te allen tijde door een door hen aan te wijzen deskun
dige doen onderzoeken en, bij gebleken schadelijke
samenstelling, afkeuren.
De eigenaren en bewoners zijn verplicht deze keuring
toe te laten.
Art. 49.
Elke woning of eenig ander door Burgemeester en
Wethouders aan te wijzen gebouw moet zijn voorzien
van een middel van watervoorziening, overeenkomstig
art. 19 of art. 20.
weg waarlangs aansluiting zonder overwegend bezwaar
kan plaats hebben, verwijderd zijn van een hoofdbuis
der waterleiding. Alsdan geldt het bepaalde in artikel 20.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, wanneer
de in het tweede lid van dit artikel vermelde afstand
kleiner dan 40 Meter is geworden, alsnog aansluiting
aan de drinkwaterleiding overeenkomstig het eerste lid
voor te schrijven."
Artikel 11.
Artikel 20 wordt gelezen als volgt
„Indien ingevolge het tweede lid van art. 19 in de
behoefte aan drinkwater niet door de waterleiding be
hoeft te worden voorzien, moeten de gebruikers van
het gebouw en moet elk gezin de vrije beschikking
hebben over een zuiver water bevattenden regen
bak van ten minste 3 M3. inhoud, uit waterdicht
metselwerk of eenig ander niet minder deugdelijk water
dicht materiaal samengesteld en voorzien van een
waterdichten afsluitbaren mond, hoog 60 c.M. boven
den omringenden grond en waarop een of meer dak-
vlakken moeten uitloopen, waarvan de horizontale
projectie eene oppervlakte heeft van ten minste 30 M2.
Deze dakvlakken mogen geen geringere helling hebben
dan van 30° en moeten zijn voorzien van waterdichte
goten, aan den bakmond bovengronds verbonden door
een afvoerpijp en ondergronds door middel van water
dichte metalen buizen, die eene wanddikte hebben ten
genoegen van Burgemeester en Wethouders en naar hun
oordeel voldoende tegen roesten zijn gevrijwaard."
Artikel III.
Na artikel 20 worden ingevoegd twee nieuwe arti
kelen, luidende als volgt
„Art. 20bis.
Het is verboden een regenbak aan te leggen onder of
in woningen en anders dan op een afstand van ten
minste 3 Meter van beerputten, riolen en privaten of
van ten minste 5 Meter van mestvaalten of andere niet
dichte verzamelplaatsen van vuil.
Art. 20ter.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het water
uit een regenbak te allen tijde door een door hen aan
te wijzen deskundige te doen onderzoeken.
De eigenaren en de gebruikers zijn verplicht de in het
vorige lid bedoelde keuring toe te laten.
Wanneer na de keuring blijkt, dat het gebruik van
het onderzochte water van een regenbak schadelijk is
voor de gezondheid, zenden Burgemeester en Wethou
ders daarvan onverwijld bij aangeteekenden brief eene
kennisgeving aan de eigenaren en de bewoners of andere
gebruikers van het gebouw, waarbij de regenbak be
hoort. Het is daarna aan een ieder verboden water uit
dien regenbak te nemen zoolang niet, ter beoordeeling
van Burgemeester en Wethouders, voldoende maat
regelen zijn genomen om de voor het water schadelijke
invloeden op te heffen. Indien het nemen van die maat
regelen niet mogelijk is, is de eigenaar verplicht eene
nieuwe drinkwatervoorziening tot stand te brengen,
zulks ten genoegen van Burgemeester en Wethouders."
Artikel IV.
Artikel 49 wordt gelezen als volgt
„Elke woning of eenig ander door Burgemeester en
Wethouders aan te wijzen gebouw moet aangesloten
zijn aan de drinkwaterleiding overeenkomstig het eerste
lid van art. 19.
Het in het eerste lid van dit artikel bepaalde is niet
490
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1931.
van toepassing, wanneer de in het tweede iid van art. 19
bedoelde afstand met betrekking tot de woning of het
gebouw grooter is dan 40 Meter.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, wanneer
de in het vorige lid bedoelde afstand kleiner dan 40
Meter is geworden, alsnog aansluiting aan de drink
waterleiding overeenkomstig het eerste lid van dit
artikel voor te schrijven.
Zij zijn eveneens bevoegd in bijzondere gevallen, te
hunner beoordeeling, voor een door hen te bepalen tijd
vak ontheffing te verleenen van het bepaalde in het
eerste lid van dit artikel."
Artikel V.
Na artikel 49 wordt ingevoegd een nieuw artikel,
luidende als volgt
„Art. 49bis.
Indien ingevolge het tweede of het laatste lid van
art. 49 een woning of ander gebouw niet aan de drink
waterleiding is aangesloten, moeten de gebruikers en
moet elk g^zin de vrije beschikking hebben over een
regenbak. De artikelen 20, 20bis en 20ter vinden hierbij
overeenkomstige toepassing."
491