Bijl. no. 16.
Bijlage no. 16.
WIJZIGING Bouwverordening (aansluiting
aan de waterleiding) (zie bijlage no.
15).
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1931.
Aan den Gemeenteraad.
Tijdens de behandeling in Uwe vergadering van den
22sten September j.l. van ons voorstel tot wijziging der
Bouwverordening (bijlage no. 15 van dit jaar) werd
een door Uw medelid, den heer M. Molenaar, ingediend
amendement aangenomen, er toe strekkende dat de
inhoud van de regenwaterbakken voor nog te bouwen
woningen zou moeten bedragen ten minste 4 M3. en
niet, gelijk in artikel II van ons ontwerp was voorge
steld, ten minste 3 M3. Tevens bleek het toen de be
doeling van Uwen Raad te zijn, dat ten aanzien van
reeds bestaande regenbakken afwijking van dat voor
schrift zou kunnen worden toegestaan.
Een en ander maakt alsnog eenige wijziging van de
verordening, zooals die op 22 September door U is
vastgesteld, noodzakelijk. In de eerste plaats dient in
artikel II onder art. 20 (geldende voor nog op te richten
gebouwen) voor „3 M3." te worden gelezen ,,4 M3."
en vervolgens ware het in artikel V vervatte art. 49bis
(geschreven voor reeds bestaande gebouwen) aan te
vullen met een zinsnede, volgens welke het hebben van
een regenbak van een geringeren inhoud dan 4 M3. ge
oorloofd zal zijn in de gevallen, waarin zulks naar het
oordeel van Burgemeester en Wethouders kan worden
gedoogd.
Ten slotte is het, om allen twijfel aangaande de toe
passelijkheid der nieuwe artikelen 49 en 49bis uit te
sluiten, wenschelijk aan de verordening alsnog het hier
achter vermelde artikel VI toe te voegen.
Onder opmerking, dat het ter wille van de overzich
telijkheid aanbeveling verdient de onderwerpelijke
wijzigingsverordening in haar geheel opnieuw vast te
stellen met inachtneming van de daarin deels door U
reeds aangebrachte, deels thans door ons voorgestelde
veranderingen, geven wij Uwe Vergadering in over
weging met intrekking van Uw desbetreffend besluit
van 22 September j.l. over te gaan tot vaststelling van
de verordening, houdende wijziging van de Bouwveror
dening, waarvan het ontwerp is opgenomen in bijlage
no. 15 tot 's Raads Handelingen van 1931, gewijzigd
als volgt
in artikel II in plaats van „3 M3." te lezen „4 M3.";
in artikel III onder art. 20ter in plaats van „het ge
bruik van het onderzochte water van een regenbak
schadelijk is voor de gezondheid" te lezen: „het onder
zochte water van een regenbak ondeugdelijk is van
samenstelling";
in artikel IV te schrappen de woorden: „in bijzondere
gevallen, te hunner beoordeeling,";
in artikel V den laatsten zin van art. 49bis te lezen
„De artikelen 20, 20bis en 20ter vinden alsdan overeen
komstige toepassing, met dien verstande dat Burge
meester en Wethouders bevoegd zijn daarbij vrijstelling
te verleenen van het voldoen aan de in art. 20 omschre
ven eischen."
na artikel V toe te voegen een artikel VI, luidende
„De bepalingen, vastgesteld bij de artikelen IV en V,
zijn van toepassing op de ten tijde van het inwerking
treden dezer verordening bestaande gebouwen en regen
bakken."
Leeuwarden, 1 October 1931.
De Commissie voor de Strafverordeningen,
J. M. VAN BEYMA, Voorzitter.
493