Bijl. no. 18.
Bijlage no. 18.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1931.
ONTWERP A. VERORDENING op de heffing van opcenten
op de hoofdsom der gemeentefonds
belasting.
Eenig artikel.
Ten behoeve dezer gemeente worden, te beginnen
met 1 Mei 1932, op de hoofdsom der gemeentefonds
belasting op alle aanslagen zestig opcenten geheven.
De in het eerste lid bedoelde opcenten worden niet
geheven op de aanslagen van hen, die binnen het Rijk
geen vaste woonplaats hebben.
ONTWERP B. VERORDENING tot wijziging van de ver-
ordening, regelende het getal der
ambtenaren ter Secretarie, zoomede
van de beambten voor den verderen
dienst in het gemeentehuis (gemeen
teblad 1929 no. 7).
Artikel I.
In het eerste lid van artikel 1 van bovengenoemde
verordening wordt onder a in plaats van „Financiën,
Controle der Gemeentebelastingen" gelezen „Finan
ciën en Belastingen".
Artikel II.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari
1932.
ONTWERP C. VERORDENING, houdende wijziging van
de verordening tot regeling van de
bezoldiging en verdere inkomsten
der ambtenaren in dienst der ge
meente Leeuwarden (Salarisveror-
dening) (gemeenteblad 1929 nos. 17
en 22, 1930 no. 1, 1931 no. 2).
Eenig artikel.
In het eerste lid van artikel 17 van bovengenoemde
verordening vervallen de woorden „voor den controleur
der gemeentebelastingen van 4000.tot 4500.
498
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1931.
VERORDENING op Woonwagens en
Woonschepen.
Aan den Gemeenteraad.
Burgemeester en Wethouders hebben ons medege
deeld, dat zij het wenschelijk achten ingevolge artikel
31 der Wet op de Woonwagens en Woonschepen
bepalingen vast te stellen betreffende de plaats, door
woonwagens en woonschepen bij verblijf binnen de
gemeente in te nemen. Het College is van oordeel, dat
de haven aan de Tijnje, die indertijd voor woonschepen
is aangelegd, als vaste ligplaats voor deze vaartuigen
moet worden aangewezen, terwijl de woonwagens op
een onmiddellijk ten Zuiden van de haven gelegen ter
rein kunnen worden geplaatst.
Met het oog op de moeilijkheden, die zich blijkens
nevensgaand rapport van den Commissaris van Politie
herhaaldelijk voordoen bij het innemen van stand
plaatsen in deze gemeente, komt het ook onze Com
missie voor, dat het aanbeveling verdient gebruik te
maken van de bij het aangehaalde wetsartikel gegeven
bevoegdheid.
Wij hebben derhalve de hieronder afgedrukte veror
dening ontworpen, welke wij U ter vaststelling aan
bieden.
De artikelen van het ontwerp zijn naar onze meening
voldoende duidelijk en behoeven geen bijzondere toe
lichting.
Op grond van het vorenstaande geven wij Uwe Ver
gadering in overweging tot vaststelling van de hier
onder in ontwerp afgedrukte verordening over te gaan.
Leeuwarden, 14 November 1931.
De Commissie voor de Strafverordeningen,
J. M. VAN BEYMA, Voorzitter.
ONTWERP.
VERORDENING op Woonwagens en Woon
schepen.
Artikel 1.
Onder „woonwagens" en „woonschepen" wordt in
deze verordening hetzelfde verstaan als in artikel 1 van
de Wet op Woonwagens en Woonschepen (Staatsblad
1918 no. 492).
Art. 2.
Als plaats voor het doen verblijven van woonwagens
binnen de gemeente wordt aangewezen een gedeelte
van het terrein nabij den Greunsweg, thans kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden, Sectie G no. 3663.
Als plaats voor het doen verblijven van woonschepen
binnen de gemeente wordt aangewezen de haven nabij
den Greunsweg, thans deel uitmakende van de per-
ceelen, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie
G nos. 11965, 5763 en 3663.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd in bijzon
dere gevallen ook andere plaatsen binnen de gemeente
voor het doen verblijven van woonwagens en woon
schepen aan te wijzen.
Art. 3.
Het is aan eigenaars of gebruikers van woonwagens
en woonschepen verboden deze binnen de gemeente
elders te doen verblijven dan op de bij of krachtens
artikel 2 aangewezen plaatsen.
Art. 4.
Overtreding van het bepaalde bij artikel 3 wordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of
geldboete van ten hoogste vijftig gulden.
Art. 5.
De dienaren der gemeentepolitie zijn in het bijzonder
belast met de opsporing van de overtredingen dezer
verordening.
Art. 6.
Deze verordening treedt in werking op 1 December
1931.
499