SECTIEVERSLAG.
MEMORIE VAN ANTWOORD.
SECTIEVERSLAG.
MEMORIE VAN ANTWOORD.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1931.
4. Zijn Burgemeester en Wethouders ten slotte be
reid om aan al de op de een of andere wijze gesteunde
gezinnen gedurende de wintermaanden gratis een mud
cokes per week te verstrekken
Gewezen werd op de gunstige positie die Leeu
warden inneemt met betrekking tot de uitkeering uit de
Gemeentefondsbelasting, n.l. ongeveer 14.50 per in
woner, terwijl zulks voor andere Friesche gemeenten
plm. 7.bedraagt. Ware zulks voor Leeuwarden niet
het geval, dan was de toestand hier allerminst gunstig.
Juist daarom werd tot groote voorzichtigheid aange
maand, want de Rijksuitkeeringen kunnen in verband
met de moeilijkheden, die zich thans voor het Rijk
opstapelen, wel eens verminderen in de toekomst.
Gemeend werd dat de gunstige positie van deze ge
meente voor een groot deel is te danken aan de hooge
uitkeering uit de Gemeentefondsbelasting. Andere leden
bestreden deze meening. Een hier aan het woord zijnd
lid was van meening, dat deze veronderstelling op een
groote vergissing berust. De uitkeeringen immers wor
den geregeld naar bepaalde maatstaven (armenzorg,
krankzinnigen-verpleging, politie, enz.)
Dat ook op financiëel gebied een voorzichtig beleid
in deze tijden meer dan ooit geboden is, deden wij reeds
in onzen brief tot aanbieding der begrootingen uitko
men. Intusschen wil het ons onjuist toeschijnen om de
noodzakelijkheid daarvan te baseeren op een omstan
digheid, die, naar het verslag zelf erkent, voor deze
gemeente niet aanwezig is, n.l. een lagere uitkeering
uit het gemeentefonds dan Leeuwarden nu eenmaal ont
vangt. Voor het overige sluiten wij ons bij de meening
der in het verslag bedoelde andere leden aan.
benoodigd voor de uitvoering der werken, maar ook
allerlei daarbij belanghebbende bedrijven daardoor ge
troffen worden en een onmogelijke toestand ontstaan.
Gegeven de omstandigheden mocht de gemeente zich
gelukkig prijzen nog dergelijke werken te kunnen uit
voeren.
Anderen van bedoelde leden meenden, dat de
voorgenomen verbetering van de Nieuwestad en den
Wirdumerdijk nog eenige jaren kan wachten.
Een deel hunner erkende echter, dat de verbete
ring van de Vrouwenpoortsbrug en haar toegangswegen
niet kon worden uitgesteld; wilde zich neerleggen bij
de verbetering van den Mr. P. J. Troelstraweg en achtte
bovendien verbetering van de bestrating vóór het Gym
nasium en in de Reindersbuurt noodzakelijk, terwijl een
ander deel verbetering van den Noordersingel en den
Westersingel zeer noodig achtte.
In dit verband wees men op het groote belang
der uitvoering van groote werken uit een oogpunt van
werkverruiming en werkverschaffing. Men achtte dat
belang vooral bij het aanleggen van het sportpark aan
wezig. Hieraan waren bovendien niet de nadeelen ver
bonden, welke kleefden aan de uitzending van werk-
loozen naar buiten en men ontving iets terug voor de
bestede gelden. Anderzijds werd gevraagd of dat belang
inderdaad aanwezig was en, zoo ja, in welke mate,
terwijl men tevens inlichtingen vroeg omtrent den stand
der werkloosheid in het algemeen, met name hoeveel
werkloozen in de werkverschaffing werken, hoeveel uit
getrokken zijn, hoeveel uitkeeringen uit de kassen ont
vangen, enz.
Ook werd gevraagd of de financiering der groote
werken geen moeilijkheden zou opleveren.
Tevens werd een vraag gesteld omtrent het provin
ciaal subsidie voor den Mr. P. J. Troelstraweg. Zal dit
subsidie alleen gegeven worden voor het wegdek en
niet voor de trottoirs? En zal het ook gegeven worden,
hoewel niet het geheele werk in 1932 zal worden uit
gevoerd
Men vestigde er voorts de aandacht op, dat volgens
den Raadsbrief wel het voornemen bestond in enkele
stadsgedeelten kinderspeelplaatsen aan te leggen, maar
in andere niet.
Het hier aan het woord zijnde lid achtte het
Wilhelminaplein in zoo slechten toestand, dat van on
bruikbaarheid kon worden gesproken.
De meening werd geuit, dat bij het onderwijs
"iet al het mogelijke werd bezuinigd en dat zonder
schade te doen aan het onderwijs een belangrijke be-
Zooals wij in den aanbiedingsbrief hebben medege
deeld, is de verbetering van Nieuwestad en Wirdumer
dijk in de ontwerp-begrooting opgenomen ter uitvoering
van het dienaangaande in 1930 door den Raad genomen
besluit. Dat dit werk niet nog een of meer jaren kan
wachten, ontkennen wij niet; of dat uitstel wenschelijk
is moeten wij echter uit een oogpunt van stadsverbe
tering en -vooruitgang betwijfelen.
Verbetering van de bestrating voor het Gymnasium
en in de Reindersbuurt achten wij voorloopig niet nood
zakelijk; die van den Westersingel wordt voorgesteld,
die van den Noordersingel zullen wij bij het ontwerpen
der begrooting 1933 onder oogen zien.
Ook naar onze meening is het hierbedoelde belang in
aanzienlijke mate aanwezig. Bij den Dienst der Arbeids
bemiddeling en Werkloosheidsverzekering stonden in de
week van 16 tot en met 21 November 1299 werkzoe
kenden ingeschreven, n.l. 716 mannelijke werkloozen,
146 werkloozen bij de Rijkswerkverschaffing werkzaam,
231 vrouwelijke arbeidskrachten, 42 personen, die nog
aan het werk waren, en 164 inwoners van Huizum. In
die week ontvingen 310 personen uitkeering uit de ge-
subsidiëerde werkloozenkassen, 157 personen ontvingen
onderstand van de Stads-Armenkamer, terwijl 212 per
sonen zoogenaamd uitgetrokken waren.
Wij meenen te mogen aannemen, dat dit niet het
geval zal zijn en geven ons van deze vraag uiteraard
bij onze voorstellen rekenschap.
Met betrekking tot de verbetering van den Mr. P. J.
Troelstraweg zal den Raad binnenkort een afzonderlijk
voorstel bereiken, waarin o. a. ook de hier gedane vra
gen hare beantwoording zullen vinden.
Er zij op gewezen, dat in onzen aanbiedingsbrief
geen bepaalde stadsgedeelten voor het aanleggen van
kinderspeelplaatsen zijn genoemd, zoodat de tegen
stelling, als in het verslag wordt gemaakt tusschen
„enkele" en „andere" stadsgedeelten ons niet recht
duidelijk is.
Verbetering van het Wilhelminaplein is op zichzelf
inderdaad wenschelijk. Alet het oog op de hooge kosten,
aan eene afdoende verbetering verbonden, zoomede op
de omstandigheid, dat het jaarlijks houden van kermis
op dit terrein aan verbetering eigenaardige moeilijk
heden in den weg legt, hebben wij evenwel gemeend
voor dit doel geen gelden op de ontwerp-begrooting te
mogen uittrekken.
Wij verwijzen te dezen voorts naar het Raadsbesluit
van 22 December 1927 (Handelingen 1927, blz. 339/
40).
De bedoelde bezuiniging (samenvoeging van klassen)
zou op het onderwijs zeer storend werken. Immers wor
den dan de leerlingen van de eene klasse naar de andere
Hoewel men zich tot op zekere hoogte bij de
woorden van hulde kon aansluiten en zich ook ver
blijdde over het sluiten der begrooting, vroeg men zich
toch van andere zijde af, of de begrooting geen blijk
gaf van een te optimistischen kijk op de toekomst, in
het bijzonder wat de raming der inkomsten uit de ver
schillende belastingen betreft.
Burgemeester en Wethouders hadden, naar het in
zicht van deze leden, meer rekening moeten houden met
de moeilijke jaren, welke wij tegemoet gaan. De toe
komst zou wel eens kunnen noodzaken om de geheele
gemeentelijke huishouding op een lager niveau te
brengen.
Een van de hier aan het woord zijnde leden meende,
dat de juistheid van zijn opvatting reeds eerder aan het
licht zou zijn gekomen, indien de winsten uit de be
drijven niet telkens hooger waren geworden dan de
raming. Hij vroeg, of de inkomsten over 1931 weer zoo
groot zullen zijn, dat men in 1933 gerust zal kunnen
zijn, en was van meening dat een juiste raming van de
winsten behoorde plaats te vinden.
Ten aanzien van de wijze, waarop laatstbedoelde
leden de tering naar de nering wilden zetten, bestond
tusschen hen geen volkomen overeenstemming. Een
hunner wenschte alles voor de toekomende jaren te be
sparen, wat maar eenigszins bespaard kon worden en
b.v. een gedeelte van het saldo over 1930 te reserveeren
voor 1933, tenzij 1931 een groot overschot had opge
leverd, dat op de begrooting voor 1933 gebracht zou
kunnen worden.
Hij wenschte, dat geen gelden gevoteerd zouden
worden voor de aanstelling van een schooltandarts,
welke, aanstelling ook van andere zijde tegenkanting
ontmoette, en dat de uitvoering van groote werken,
waaronder het voorgestelde sportpark, absoluut stop
gezet zou worden, zulks niet alleen uit een oogpunt van
bezuiniging, maar ook wegens zijn vrees, dat de voor
die werken benoodigde gelden niet of niet dan tegen
een hooge rente verkregen zouden kunnen worden. In
elk geval zou hij met de uitvoering van die werken niet
verder willen gaan dan tot het verloonen van
100.000.—, het geraamde bedrag voor de kosten der
werkverschaffing.
Tegenover deze beschouwingen werd van andere zijde
stelling genomen. Als èn het Rijk èn de andere gemeen
ten dienovereenkomstig zouden handelen, zouden naar
de meening van deze leden niet alleen de menschen,
Gelijk wij reeds eerder onder de aandacht van den
Raad hebben gebracht (zie bijlage no. 16 van 1929,
blz. 481, 2e kolom), worden de ontwerp-begrootingen
noch optimistisch, noch pessimistisch opgemaakt. Alle
ramingen zijn zooveel mogelijk gebaseerd op de ons
ten tijde van de samenstelling ten dienste staande
gegevens.
Dat wij ook met de mogelijkheid van een minder
gunstige toekomst rekening hebben gehouden, moge
blijken uit de hernieuwde reserveering van 58.000.—,
voorloopig bestemd voor het dienstjaar 1933.
Mocht de noodzakelijkheid van het in het verslag
bedoelde lagere niveau in volgende jaren blijken, dan
zullen wij niet aarzelen de daartoe noodig geachte
maatregelen voor te stellen.
Naar onze meening blijkt uit de opmerking van de
hierbedoelde leden geenszins, dat de begrootingen te
optimistisch zijn opgezet; immers, de baten blijken,
naar zij zelf zeggen, in vele gevallen de geraamde be
dragen te hebben overschreden. De winsten worden bij
het opmaken van de ontwerp-begrootingen steeds zoo
juist mogelijk geraamd.
De financiëele uitkomsten van het dienstjaar 1931
laten zich tot dusverre gunstig aanzien.
Wij meenen ons van beschouwingen omtrent de wen-
schen van het hier aan het woord zijnde lid thans te
moeten onthouden. Bij de behandeling in den Raad van
de desbetreffende voorstellen, ten deele wellicht ook
reeds bij de mondelinge behandeling van de begrooting,
zal de Raad gelegenheid hebben om te doen blijken of
hij zich met de opvattingen van dit lid kan vereenigen.
Eerst nadien kan ons College zijn verder beleid daar
naar regelen.
510
511