Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1931. SECTIEVERSLAG. MEMORIE VAN ANTWOORD. genoten, waarvan door sommigen echter weer een ge deelte moet worden gestort in de gemeentekas. Juist daarom achtte men het gewenscht waar een en ander thans tot onbillijkheden leidt dat op dit terrein een algemeen onderzoek werd ingesteld, omvattende het geheele gemeentepersoneel. De hier aan het woord zijnde leden wenschten voor de ambtenaren in één bedrijf dan ook geen uitzondering te maken. De meening werd geuit, dat de gewichtsgrens bij de slacht- en keurloonen aanleiding gaf tot onbillijkheden. Gevraagd werd of Burgemeester en Wethouders een billijker verdeeling van die loonen zouden willen over wegen in den zin van een meer gedifferentieerd tarief. Ook werd de meening verdedigd dat de winsten van dit bedrijf aan het bedrijf zelf ten goede behoorden te komen, hetzij door reserveering, hetzij door verlaging der slacht- en keurloonen. Een opmerking werd gemaakt over de bijverdiensten van den Directeur. Men meende, dat hiervan billijkheids halve de helft aan de gemeente moest worden terug gestort, daar ook aan den kassier een dergelijke ver plichting was opgelegd. Bovendien werd met eenige verwondering kennis genomen van de toeneming van personeel in de laatste jaren (1927 en 1928), daar de werkzaamheden niet waren toegenomen. bij ons College geen bedenking het gevraagde onderzoek in te stellen. Opgemerkt worde intusschen nu reeds, dat het feit, dat onderscheidene ambtenaren bij één bedrijf werkzaam zijn, op zichzelf niet behoeft mede te brengen, dat zij in dezen allen gelijk behooren te worden gesteld; ten aanzien van ieder moet immers met de voor hem geldende omstandigheden rekening worden gehouden. Aan de heffingsverordening ligt ten grondslag een betaling per stuk en per diersoort, waarbij de gewichts- grenzen slechts dienen als hulpmiddel om een grens te trekken tusschen die categorieën, waarbij dit op andere wijze b.v. door ieeftijdsbepaling niet mogelijk is. Uiter aard wordt hierbij het vleesch per K.G. ongelijk belast, hetgeen soms vrij ver uiteen kan loopen naarmate het dier zich dichter bij de onderste dan wel bij de bovenste grens bevindt. Qogenschijnlijk is dit onbillijk, doch men bedenke dat billijkheid allerminst een vaste waarde vertegenwoordigt. Wat voor de slagers billijk moge blijken, b.v. een heffing per K.G. slachtgewicht, is dit nog niet voor het slachthuis, aangezien daarvoor een heffing op de basis van bewezen diensten, welke voor iedere diersoort slechts weinig uiteenloopt, het meest billijk zou zijn. Absolute billijkheid zal derhalve wel steeds onbereikbaar zijn, zoodat men moet trachten met de tarieven tot een compromis te komen, zooals hier dan ook is geschied. Het bezwaar, voor de gemeente aan verder gedifferentiëerde tarieven verbonden, is, dat daardoor de inkomsten zullen terugloopen, daar niet mag worden aangenomen dat door de deswege ont staande verlaging van slacht-, keur- en koelrechten, de vleeschprijzen invloed zullen ondervinden, zoodat ook niet een meerdere vraag naar vleesch, met als gevolg meerdere slachtingen, zal optreden. Bovendien zal bij verdere differentiatie door de vele controlewegingen veel meer werk ontstaan, terwijl ook de administratie lastiger en omslachtiger zal worden. Het is daardoor niet denkbeeldig, dat dan op drukke dagen meer per soneel in dienst zal moeten worden genomen. De hier vermelde aangelegenheid is hierboven reeds ter sprake gekomen. Ook deze quaestie is hiervoren reeds behandeld. In 1927 heeft geen uitbreiding van personeel plaats gehad. In 1928 is overgegaan tot aanstelling van een hulpmachinist, noodig geworden om den dienst in de machinekamer geheel binnen het raam der Arbeidswet te kunnen doen plaats hebben. Bovendien was juist in de genoemde jaren (1927 en 1928) door zeer drukke exportslachtingen hulp in de siachthallen urgent ge worden, waarvoor dan ook de hulpmachinist werd aan gewezen. Ten behoeve van het toezicht tijdens de slachtingen voor export, welke meermalen plaats vinden op uren dat het Siachthuis voor gewone slachtingen is gesloten, is de opzichter van den Veeartsenijkundigen Dienst, die de keuringen voor export verricht, in het dienstverband opgenomen. Verdere uitbreiding van personeel heeft sedert de opening tot op heden niet plaats gehad. Wij nemen deze gelegenheid te baat om er den Raad ten overvloede nog eens op te wijzen, dat ons College nimmer tot uitbreiding van het personeel der gemeente overgaat, wanneer het niet van de bepaalde noodzake lijkheid daarvan is overtuigd. 520 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1931. Bijl. ÏIO. 22. SECTIEVERSLAG. MEMORIE VAN ANTWOORD. GEMEENTEBEGROOTING. Volgnummer 185. De vraag werd gesteld of de dienst ter gemeentesecretarie niet topzwaar begint te worden aan vrij hoog gesalariëerde ambtenaren, o. a. 4 hoofdcommiezen en 5 commiezen, waartegenover aan lager personeel 3 0 adjunct-commiezen en 3 klerken. Zoo meende men dat aan de afdeeling Algemeene Zaken 3 commiezen werkzaam zijn. Waar er toch altijd meer eenvoudige werkzaamheden zijn te verrichten, meende men dat deze onder leiding van een hoofd commies of commies wel verricht konden worden door adjunct-commiezen of klerken. Zijn bij de huidige samenstelling van het secretarie- personeel nog bevorderingen tot hoogeren rang te ver wachten Men meende dat voor dit personeel blijkbaar gunsti ger bepalingen worden toegepast dan voor het andere gemeentepersoneel. Bovenstaande bemerkingen gelden ook voor de volgnos. 217 en 218. Hoofdstuk III. Openbare Veiligheid. Eenige leden drongen aan op verbetering van den Nieuweweg. Op Vrijdag wordt de situatie daar levens gevaarlijk geacht. Nu de Wirdumerdijk wordt verbeterd, achten deze leden het tijdstip zeer gunstig. Een der hier aan het woord zijnde leden wenscht meer toezicht op de voetgangers, opdat de rijweg voor het verkeer blijft. Anderzijds dienen de trottoirs uitsluitend voor de voetgangers te blijven; met name wordt daartegen op de Emmakade nog al eens gezondigd. Een der leden informeerde naar het praeadvies in zake het georganiseerd overleg bij de politie. Gevraagd werd, of Burgemeester en Wethouders meer dan tot nu toe aandacht willen schenken aan de verkeersvraagstukken; met name zou dit lid gaarne de meening van Burgemeester en Wethouders willen ver nemen over meer speciale opleiding van politieagenten in dit vak, met het daaraan verbonden beschikbaar stellen van de middelen o. a. voor het inrichten van een goed geoutilleerde opleidingscursus. Willen Burgemeester en Wethouders bevorderen, dat het inhalen en voorbijrijden op de bruggen strafbaar wordt gesteld Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord, vermits de indeeling van het personeel ter Gemeente secretarie, overeenkomstig de door den Raad vastge stelde formatieverordening, alleszins juist en doelmatig is. Het grootste gedeelte van den ter Secretarie te ver richten arbeid betreft de uitvoering van wetten en ver ordeningen, welk belangrijk werk dient te geschieden door commiezen en adjunct-commiezen onder leiding van een hoofdcommies of commies-chef als hoofd van de betrokken afdeeling. Aan de afdeeling Algemeene Zaken zijn niet drie, doch twee commiezen werkzaam. Dat het aantal ad junct-commiezen 2e klasse betrekkelijk groot is, is het gevolg van het feit, dat de Raad in de vroegere formatie verordening had vastgelegd, dat klerken automatisch tot adjunct-commies 2e klasse moesten worden bevor derd, welke bepaling, die tot 1929 heeft gegolden, op ons voorstel is geschrapt. Wij behouden ons de vrijheid voor om, indien wij daartoe termen aanwezig mochten achten, van het thans aan de secretarie verbonden personeel een of meer ambtenaren voor bevordering in aanmerking te laten komen. Deze meening, waarvoor trouwens in het geheel geen argumenten worden bijgebracht, moeten wij als volko men onjuist kenschetsen. De verbetering van den Nieuweweg zal bij een even- tueele vernieuwing van de Wirdumerpoortsbrug onder oogen kunnen worden gezien. Het is inderdaad een feit, dat voetgangers, speciaal zij die van buiten de stad komen, ondanks mooie en ruime trottoirs, dikwijls toch op de bestrating van den rijweg blijven loopen. De toepassing van een eventueel verbod voor voetgangers om zich zonder noodzaak op den rijweg te bevinden, lijkt ons praktisch onuitvoer baar. Wat betreft het innemen van de trottoirs door het rijverkeer, met name op de Emmakade, vermoeden wij dat het hier een speciaal geval betreft, n.l. bij een be drijf, dat zich daaraan nogal eens schuldig maakte. Door verplaatsing van bedoeld bedrijf is hieraan inmid dels een einde gekomen. Te dezen zij naar het hierboven gegeven antwoord op eenzelfde vraag verwezen. Aan het verkeer wordt zooveel mogelijk aandacht geschonken. Het is de bedoeling, dat langzamerhand meer politieagenten in de voorschriften voor het ver keer gespecialiseerd zullen worden. Zoowel in dit on derdeel als in algemeene kennis, noodig voor goede politieagenten, wordt reeds sinds eenigen tijd cursus gegeven. De quaestie van het verkeer op de bruggen is ook ten vorigen jare ter sprake gekomen. Wij meenen te kunnen volstaan met te verwijzen naar het destijds door ons gegeven antwoord (zie bijlage no. 17 van 1930, blz. 512, 2e kolom). 521 Gewone dienst.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1931 | | pagina 265