Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1932. Wijzigingen van de totalen en saldi van enkele hoofdstukken en van de verzameling van den Gewonen Dienst. Hoofd Nieuwe ram ing voor 1932 van: stuk. BENAMING T otaal inkomsten. T otaal uitgaven. Batig slot Nadeelig slot I Vroegere diensten 283.932 39 7.500 -•) 276.432 39 II Algemeen beheer 776.705 38 307.670 40*) 469.034 98 -h IV Volksgezondheid 59.080 90 91.331 72 - 32.25o'82*| VIII, 2 Openbaar gewoon lager onderwijs 342.788 87 551.862 36 209.073(49 4 Openbaar uitgebreid lager onderwijs 47.767l50*) 72.043 03 24.27550 13 Middelbaar onderwijsf 67.312 97*) 175.747 50 108.43453 14 Hooger onderwijs 34.888 -*) 61.684 85 26.796 85 §15 Nijverheidsonderwijs 31.692 7,*) 92.750 76 61.058,05 IX, 1 Ondersteuning aan behoeftigen 18.580 15*) 407.691 62 389.11147 2 Ondersteuning aan werkloozen 35.160 103.100 67.940- XIII, 2 Grondbedrijf 284.958 31 213.245 71*) 71.712 60 7 Bank van Leening 726 41*) 5.747 41 - 5.021- XIV Kasvoorzieningen 9.950 10.050 100—* XVI Onvoorziene uitgaven 41.487 05 41.48705 Deze bedragen bleven ongewijzigd. Totaal 4.764.731 47 4.764.731 47 2.450.132 48 2.450.132,48 Totaal batige sloten 2.450.13248 nadeelige 2.450.13248 Per resto - nadeelig slot 370 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1932. Btjlttge 110. 4. Bijlage no. 4. VERORDENING op Woonwagens en Woon schepen (bijlage no. 18 van 1931). VERORDENINGEN op de heffing en invorde- ring van Staangeld voor Woonwagens. Aan den Gemeenteraad. In Uwe vergadering van 24 November 1931 werd besloten tot het aanhouden van een voorstel der Com missie voor de Strafverordeningen tot vaststelling van eene verordening op Woonwagens en Woonschepen (zie bijlage no. 18 van 1931). Deze aanhouding hield verband met de indiening van een amendement op artikel 2 dier verordening, strekkende om als plaats voor het doen verblijven van woonwagens aan te wijzen het terrein tusschen de houten noodwoningen en de woonschepenhaven, welk amendement om praeadvies in onze handen werd gesteld. Na ter zake een onderzoek te hebben ingesteld, zijn wij van meening, dat het geen aanbeveling verdient dit terrein voor het beoogde doel te bestemmen. Niet alleen is het zeer laag gelegen, zoodat de inrichting tot woon wagenkamp met vrij belangrijke kosten gepaard zou gaan, maar bovendien zou het perceel, waarvan be doeld terrein deel uitmaakt, aanzienlijk in waarde dalen, terwijl in elk geval een tamelijk kostbare af scheiding zou moeten worden aangebracht. In verband met de in Uwe vergadering naar voren gebrachte bezwaren tegen het terrein naast de woon schepenhaven hebben wij tevens nagegaan in hoeverre deze bezwaren gewettigd zijn. Mede op grond van de ervaringen, met de woonschepenhaven opgedaan, hebben wij daarbij de overtuiging verkregen, dat bij eene behoorlijke inrichting van het terrein waartoe U tegelijk met dit voorstel de noodige voorstellen worden gedaan geen hinder van beteekenis voor de gebruikers is te duchten, te minder nu de plaats voor de wagens zooveel mogelijk naar het Oosten is ver schoven. De standplaats zal dus o. i. alleszins aan de daaraan te stellen eischen voldoen. Wij blijven dan ook de voorkeur geven aan het terrein, dat in de ter vast stelling aangeboden verordening is aangegeven. Voorts deelen wij U mede, dat het ons bij nadere overweging wel wenschelijk voorkomt ingevolge artikel 31 der Wet op Woonwagens en Woonschepen voor het innemen van een standplaats met een woonwagen een geringe vergoeding te eischen. Is het heffen van een geringe bijdrage op zichzelf reeds billijk te achten, er kan tevens door worden tegengegaan, dat woonwagenbewoners alleen al met het oog op een kostelooze standplaats Leeuwarden tot verblijfplaats kiezen of hier om die reden langer dan noodig is verblijven. Het bedrag der vergoeding zouden wij gesteld willen zien op 0.10 voor eiken dag, waar mede het verblijf in deze gemeente den tijd van veertien dagen binnen een kalenderjaar te boven gaat. Tot dit doel hebben wij verordeningen op de heffing en de invordering van dit staangeld ontworpen, welke wij hierbij ter vaststelling aanbieden en die overigens geen nadere toelichting behoeven. Op grond van het vorenstaande geven wij Uwe Ver gadering alsnu in overweging a. de door de Commissie voor de Strafverorde ningen aangeboden Verordening op Woonwagens en Woonschepen overeenkomstig het in bijlage no. 18 van 1931 opgenomen ontwerp vast te stellen, met dien ver stande, dat in artikel 6 in plaats van ,,1 December 1931" wordt gelezen: ,,14 Maart 1932": b. tot vaststelling van de in ontwerp hieronder afgedrukte verordeningen, regelende de heffing en in vordering van een staangeld voor woonwagens, over te gaan. Leeuwarden, 11 Februari 1932. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, M. VAN BEYMA, Burgemeester. E. SCHOTMAN, Secretaris. ONTWERP A Artikel 1. Onder „woonwagen" wordt in deze verordening het zelfde verstaan als in de Wet op Woonwagens en Woonschepen (Staatsblad 1918 no. 492). Art. 2. Wegens het doen verblijven van een woonwagen op de standplaatsen voor woonwagens, bedoeld in artikel 2 van de verordening op Woonwagens en Woonschepen, wordt belasting geheven. Art. 3. Belastingplichtig is de houder van de vergunning, bedoeld in de Wet op Woonwagens en Woonschepen (Staatsblad 1918 no. 492). Bij ontstentenis of ontbreken van dezen is belastingplichtig de gebruiker van den woonwagen. Burgemeester en Wethouders beoordeelen, wie als de gebruiker van den woonwagen moet worden aangemerkt. VERORDENING, regelende de heffing van een belasting onder den naam van „Staangeld voor woonwagens" in de gemeente Leeuwarden. 371

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1932 | | pagina 186