ijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1932. Bijlage no. 6.
Bijlage no. 6.
VERORDENING betreffende de winkel
sluiting.
WIJZIGING van de verordening op de
marktpolitie.
Aan den Gemeenteraad.
Tengevolge van het in werking treden der Winkel-
luitingswet 1930 (Staatsblad no. 460) op 1 Mei a.s.
al de gemeentelijke verordening op de winkelsluiting
•an rechtswege ophouden te gelden. Wij hebben in
erband daarmede nagegaan in hoeverre op dit gebied
aast of in plaats van de wet gemeentelijke bepalingen
Sn Het leven dienen te worden geroepen. De wet kent j
,1. aan den Gemeenteraad de bevoegdheid toe om, J
nder Koninklijke goedkeuring, op grond van bijzon-
ere omstandigheden afwijkingen van hare bepalingen
Vast te stellen. Ons College heeft zich daarbij op het
tandpunt gesteld, dat zooveel mogelijk de thans be- i
taande toestand behoort te worden gehandhaafd; de 1
oepassing toch van de plaatselijke verordening heeft
lot dusver, voor zoover ons bekend is, weinig of geen
ezwaren opgeleverd. Bij vergelijking nu van de wet i
et de verordening blijkt, dat na het vervallen van deze j
aatste slechts op enkele punten het treffen van een 1
egeling noodig is om tot bestendiging van den
egenwoordigen toestand te komen. Daarnaast hebben
ij naar aanleiding van de bij Uwen Raad ingediende
dressen tevens aandacht geschonken aan de vraag of
jen in hoeverre van deze gelegenheid gebruik moet
orden gemaakt om in de gemeentelijke verordening
jnieuwe bepalingen aangaande de winkelsluiting op te
-emen.
In de eerste plaats dan moet een regeling worden
getroffen voor de kermis, ten einde alsdan het langer
-pen blijven van de winkels mogelijk te maken. In aan
sluiting aan het hier ter stede bestaande gebruik ware
daartoe op grond van artikel 9, eerste lid, der Winkel
sluitingswet te bepalen, dat op de dagen waarop de
kermis wordt gehouden, de winkels voor het publiek
ook geopend mogen zijn tusschen 8 uur des namiddags
en 1 uur des voormiddags en op den Zondag in dat
tijdvak bovendien na des namiddags 4 uur. Hiertoe
strekt art. 2 van de hieronder afgedrukte concept-veror
dening, ontwerp .4, terwijl het eenige artikel van het
ontwerp B deze uren voor het houden van de kermis
zelf vastlegt.
In de tweede plaats verdient het naar onze meening
aanbeveling ten opzichte van de bloemenwinkels op een
enkel punt van de wet af te wijken. Deze schrijft na
melijk voor, dat de Zondagsluiting voor die winkels
niet van toepassing is op 1 Januari, 14 en 15 Augustus,
1 en 2 November, 24, 26 en 31 December. Het wil ons 1
voorkomen, dat de omstandigheden te Leeuwarden deze
uitzondering niet noodig maken en dat het daarom
wenschelijk is te bepalen, dat het algemeene gebod van
Zondagsluiting ook op de genoemde dagen voor de
bloemenwinkels zijn werking behoudt. Tot dit doel is
artikel 3 van verordening A ontworpen.
Artikel 4 van ontwerp A bevat een nieuw voorschrift.
Hetwelk voor kappers- en barbierswinkels het sluitings
uur op Zaterdag stelt op 9 uur, voor zoover het betreft
het verrichten van kappers- en barbierswerkzaamheden.
Wij hebben n.l. in de te dezer zake ingekomen adressen
aanleiding gevonden deze regeling, die bij ons uit een j
oogpunt van algemeen belang geen bedenkingen ont- I
moet, in de verordening op te nemen.
Onder de bij Uwen Raad ingekomen adressen be
vindt zich voorts een adres van een Comité van win-
keiiers in het kruideniers- en aanverwant bedrijf, waarin
wordt verzocht de vaststelling van een middagsluiting
voor hunne winkels van 12.30 tot 1.30 des namiddags,
een avondsluiting op alle werkdagen, behalve den
Zaterdag, om 7 uur, een Zaterdagavondsluiting om 9
uur en een algeheele Zondagsluiting. Afgezien van het
laatstgenoemde punt, hetwelk in de wet voldoende is
geregeld, zou er, nu een vrij groote groep winkeliers
daarom vraagt, wel reden zijn om inwilliging van hun
verzoek in overweging te nemen en na te gaan of het
algemeene plaatselijke belang zich daartegen niet ver
zet, ware het niet, dat zich hierbij al terstond de moei
lijkheid voordoet om van de hierbedoelde winkels eene
aanduiding te geven, die in de practijk juist en afdoende
is. De omstandigheid toch, dat in tal van winkels een
groote verscheidenheid van eetwaren wordt verkocht,
alsook, dat in winkels, die overigens niet als kruide
niers- of comestibleswinkels zijn te beschouwen, niette
min v/aren verkocht worden, welke men ook in eerst-
j genoemde winkels vindt (men denke bijvoorbeeld aan
j den slager, die in zijn winkel dezelfde toebereide
j vleeschwaren te koop heeft als de kruidenier, of aan
den houder eens vruchtenwinkels, die ingemaakte
vruchten verkoopt, gelijk ook de winkelier in comes-
tibles doet, enz.), voornamelijk deze omstandigheid,
welke een duidelijke en goed afbakenende omschrijving
1 en die is hier toch onmisbaar zeer moeilijk maakt,
I heeft ons er van weerhouden U dienaangaande thans
j een voorstel te doen. Wij zouden daarom te dezen
willen afwachten of wellicht verdere overweging en
1 nader overleg in de kringen der belanghebbenden tot
het aangeven van scherpere grenzen zal leiden en zijn
gaarne bereid alsdan aan dit onderwerp opnieuw aan
dacht te schenken en c. q. met een voorstel bij Uwe
Vergadering te komen.
Tot het vaststellen van de hierboven besproken af
wijkingen van de wet is de Raad bevoegd op grond
van haar artikel 9, eerste lid. Krachtens diezelfde be
paling zou de Raad, indien bijzondere omstandigheden
zulks noodig maakten, een van de wet afwijkende rege
ling kunnen treffen voor Joodsche winkeliers. Hunner
zijds is daar, blijkens de overgelegde stukken, ook om
verzocht. Intusschen meenen wij dat de omstandigheden
te Leeuwarden niet van dien aard zijn, dat zij met be
trekking tot de Israëlietische winkeliers als „bijzonder"
zijn aan te merken in dien zin, dat naast de aparte be
palingen, in de wet reeds te hunnen opzichte vervat,
bij gemeentelijke verordening nog nadere voorschriften
moeten worden vastgesteld. Vermoedelijk zou op zulk
een gemeentelijke regeling in dat geval de vereischte
goedkeuring niet verkregen worden, immers de Minis
ter van Arbeid, Handel en Nijverheid heeft bij circulaire
van 20 Februari j.l. op dit punt aan de gemeentebe
sturen medegedeeld „dat de compensatie, welke in
artikel 5 (der wet) wordt geboden aan degenen, die
om godsdienstige redenen hun winkel op Sabbath ge
sloten houden, het resultaat is van veelvuldig en zorg-
vuldig overleg met de kringen der betrokkenen. Daarbij
zijn zorgvuldig door de Regeering afgewogen de ver
liezen, geleden door Zaterdagsluiting, tegenover de
baten van open zijn gedurende eenige uren des Zon
dags. Deze gedachte van evenwicht, van zuiver com-
penseeren, is door den wetgever aldus bekrachtigd. Het
zullen dus wel zeer gewichtige redenen al weder
van plaatselijken aard moeten zijn, welke een afwij
king van de daar getroffen regeling aanvaardbaar
maken".
Behalve de competentie van den Raad ex artikel 9
der wet. is hem ook een bijzondere bevoegdheid toe-
gekend in artikel 6. Dit artikel zegt, dat de Gemeente-
raad onder Koninklijke goedkeuring kan bepalen, dat
I op een werkdag per week gedurende een gedeelte van
dien dag en wel vóór of na 1 uur des namiddags, alle
of bepaalde groepen van winkels binnen de gemeente
voor het publiek gesloten moeten zijn. De dag en het
i daggedeelte moeten dan in de verordening worden aan-
gewezen. Van deze bevoegdheid dient de Minister
heeft daar herhaaldelijk op gewezen en het blijkt ook
3 77