Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1932. Het recht bedraagt twaalf gulden vijftig cent voor elke vijftig gulden huurwaarde of gedeelten daarvan, doch is niet lager dan vijf en twintig gulden. Het recht voor een bijzondere vergunning als bedoeld in art. 63 der Drankwet, bedraagt vijf en zeventig ten honderd van het bedrag, bepaald in het 2e lid van dit artikel. Voor de localiteiten waar geen sterke drank in het klein verkocht of geschonken wordt tusschen Zaterdag avond zes en Maandagmorgen acht uur, wordt het recht met vijftig ten honderd verminderd. Art. 3. De vaststelling der huurwaarde geschiedt jaarlijks tusschen 15 Maart en 10 April, op advies van twee schatters, door Burgemeester en Wethouders. Dezen benoemen de schatters en wijzen hunne plaatsvervan gers aan om hen bij eventueele verhindering te ver vangen. Zoodra tusschen 1 Mei van het eene en 1 Mei van het volgend jaar eene vergunning tot het verkoopen van sterken drank in het klein is verleend, geven Burge meester en Wethouders daarvan kennis aan de schat ters in het eerste lid bedoeld. Art. 4. De schatters maken van hunne bevinding ter plaatse zoo spoedig mogelijk, en in het geval, bedoeld in het laatste lid van het vorig artikel, binnen acht dagen na ontvangst der kennisgeving, proces-verbaal op en zen den dit onverwijld als hun advies aan Burgemeester en Wethouders in. Indien hieruit blijkt, dat de schatters over het bedrag der huurwaarde in gevoelen verschillen, wordt door Burgemeester en Wethouders een derde schatter aan gewezen, die met de beide andere schatters binnen acht dagen na de daartoe ontvangen opdracht een nadere schatting verricht. Het daarvan op te maken proces verbaal zenden zij als hun advies onverwijld aan Bur gemeester en Wethouders in. Blijkt uit het nader proces-verbaal, dat er geene een stemmigheid is verkregen, dan geldt als hun advies de schatting der huurwaarde volgens de meerderheid, en zoo alle drie schatters in gevoelen verschillen, de schat ting die noch de hoogste noch de laagste is. Art. 3. Het recht voor eene vergunning bedraagt twaalf gulden vijftig cents voor elke vijftig gulden huurwaarde of gedeelte daarvan, doch is niet lager dan veertig gulden. Het recht voor eene bijzondere vergunning, als be doeld in artikel 75 der Drankwet (Stbl. 1931 no. 476), bedraagt vijf en zeventig ten honderd van het bedrag, bepaald in het eerste lid van dit artikel. Voor de localiteiten, die voor het publiek gesloten zijn tusschen Zaterdagavond zes uur en Maandag morgen acht uur, wordt het recht met vijftig ten hon derd verminderd. Indien eene vergunning wordt verleend voor een nieuw bedrijf, is voor de eerste maal een recht verschul digd van honderd gulden. Het recht voor eene hotelvergunning wordt volgens artikel 30 van het Koninklijk Besluit van 17 Maart 1932 (Stbl. no. 97) bepaald op een der daar vermelde be dragen. Art. 4. Het vergunningsrecht is verschuldigd door den houder van de vergunning. Art. 5. De vaststelling van de huurwaarde, bedoeld in artikel 2, geschiedt jaarlijks tusschen 15 Maart en 10 April door Burgemeester en Wethouders op advies van twee schatters, die, evenals hunne plaatsvervangers, door Burgemeester en Wethouders worden benoemd. Art. 6. Indien Burgemeester en Wethouders eene vergunning voor een nieuw bedrijf hebben verleend, geven zij daar van tijdig kennis aan de schatters. Zij doen zulks mede van alle omstandigheden, welke voor de schatting van belang zijn. Art. 7. De schatters maken van hunne bevinding ter plaatse zoo spoedig mogelijk proces-verbaal op en zenden dit onverwijld als hun advies aan Burgemeester en Wet houders in. Zij doen zulks eveneens, indien een kennis geving, als bedoeld in artikel 6, tot eene nieuwe schat ting aanleiding geeft, en wel binnen acht dagen na ontvangst daarvan. Art. 8. Indien blijkt, dat de schatters over het bedrag der huurwaarde in gevoelen verschillen, wijzen Burge meester en Wethouders een derden schatter aan, die met de beide andere schatters binnen acht dagen na de daartoe ontvangen opdracht een nadere schatting ver richt. Het daarvan op te maken proces-verbaal zenden zij als hun advies onverwijld aan Burgemeester en Wet houders in. Blijkt uit het nadere proces-verbaal, dat er geen een stemmigheid is verkregen, dan geldt als hun advies de schatting der huurwaarde volgens de meerderheid en, zoo alle drie schatters in gevoelen verschillen, de schat ting welke noch de hoogste noch de laagste is. 388 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1932. BiflugC 710. 9. Art. 5. De schatters, de herschatters, benevens de personen, die als derde schatter of derde herschatter worden aan gewezen, leggen, alvorens eenige schatting te verrich ten. den volgenden eed of belofte in handen van den Burgemeester af ,,Ik zweer (beloof), dat ik de schatting der huur- .waarde van localiteiten waar sterke drank in het klein „wordt verkocht, naar mijn beste weten en zonder aan dien des persoons overeenkomstig de wet en de ver ordening zal verrichten. Zoo waarlijk helpe mij God „almachtig. (Dat beloof ik.)" Art. 6. De belooning van iederen schatter en herschatter, benevens van elk der personen, die als derde schatter of derde herschatter wordt aangewezen, wordt vastge steld op 2.50 per schatting. De belooning komt ten laste der gemeentekas. Art. 2. Het recht in het vorig artikel bedoeld is telkens voor één jaar, van 1 Mei tot 1 Mei, verschuldigd. Wordt echter eene vergunning tusschentijds verleend, dan wordt het recht tot den eerstvolgenden lsten Mei bij kwartalen berekend, met dien verstande, dat een gedeelte van een kwartaal voor een geheel geldt. Art. 7. De aanslag in het vergunningsrecht geschiedt door Burgemeester en Wethouders dadelijk na ontvangst van het proces-verbaal of het nader proces-verbaal in art. 4 bedoeld. Hij geldt, behoudens het bepaalde in art. 21 en art. 22, 3e lid, der Drankwet, onveranderd tot den eerstvol genden lsten Mei. Art. 9. De schatters, de herschatters, benevens de personen, die als derde schatter of derde herschatter worden aan gewezen, leggen, alvorens eenige schatting te verrich ten, in handen van den Burgemeester den volgenden eed of de volgende belofte af ,,Ik zweer (beloof), dat ik de schatting der huur- waarde van localiteiten, waar sterke drank in het klein wordt verkocht, naar mijn beste weten en zonder aan- ,,zien des persoons overeenkomstig de wet en de ver ordening zal verrichten. Zoo waarlijk helpe mij God „almachtig. (Dat beloof ik.)" Art. 10. De belooning van iederen schatter en herschatter, benevens van elk der personen, die als derde schatter of derde herschatter worden aangewezen, wordt vast gesteld op 2.50 per schatting. De belooning komt ten laste der gemeentekas. Art. 11. De houder eener vergunning voor eene localiteit, als bedoeld in het derde lid van artikel 3 dezer verordening, legt jaarlijks vóór de betaling van het vergunningsrecht aan Burgemeester en Wethouders eene verklaring omtrent de daar genoemde sluiting over. Art. 12. De houder van eene hotelvergunning doet jaarlijks vóór 1 April aan Burgemeester en Wethouders schrif telijk mededeeling van het aantal der in het hotel voor logeergasten beschikbare kamers. Art. 13. Het recht voor een verlof A bedraagt vijf en twintig gulden. Het is verschuldigd door den houder van het verlof. Art. 14. De rechten, genoemd in artikel 1, zijn telkens voor één jaar, loopende van 1 Mei van het eene tot en met 30 April van het daaropvolgende jaar, verschuldigd. Wordt echter eene vergunning of een verlof tus schentijds verleend, dan wordt het recht voor het tijd vak tot en met den eerstvolgenden 30sten April bij kwartalen berekend, met dien verstande dat een ge deelte van een kwartaal voor een geheel geldt. Indien in een geval, als voorzien in artikel 29, eerste lid, der Drankwet (Stbl. 1931 no. 476), op het verzoek van den overlevenden echtgenoot of een der kinderen na 30 April gunstig wordt beschikt, wordt voor de betaling van het vergunnings- of het verlofsrecht de vergunning of het verlof geacht tusschentijds te zijn verleend en geschiedt de berekening daarvan als in het tweede lid van dit artikel is bepaald. Art. 15. De aanslag in het vergunningsrecht en het opmaken van een lijst van verlofsrechten voor de verleende ver loven A geschiedt door Burgemeester en Wethouders tusschen 15 Maart en 17 April of bij verleening van een vergunning of een verlof A tusschentijds zoo spoedig mogelijk daarna. De aanslag in het vergunningsrecht en de lijst der verlofsrechten gelden, behoudens het bepaalde in de artikelen 24, 25, vierde lid, en 46, vierde lid, der Drank wet (Stbl. 1931 no. 476), onveranderd tot en met den eerstvolgenden 30sten April. 389

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1932 | | pagina 195