Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 193i+. BIJLAGE NO. lé
Sluitende begrooting.
2.» V. Verschillende leden spraken er hun waardeering over uit,
dat Burgemeester en Wethouders er in zijn geslaagd voor 193I4.
een sluitende begrooting samen te stellen, niettegenstaande
de belangrijke tegenvallers als 't gemis van een batig slot
van een vorig dienstjaar, stijging der kosten van armenzorg,
steunverleening en werkverschaffing en vermindering van de
opbrengst der belastingen.
Een aantal leden hier aan het woord kon zulks te meer
waardeeren nu een sluitende begrooting kon worden verkregen
zonder al te zeer de verschillende cultureele belangen te
raken. Een sluitende begrooting werd zeer in het belang van
de credietwaardigheid der gemeente geacht.
Andere leden konden zich bij dezen lof aansluiten vooral
ook, omdat een sluitende begrooting werd verkregen zonder al
te veel belastingverhooging.
Een lid achtte het belangrijk, dat nog niet werden aange
tast de minst-bedeelden in de maatschappij, die het meest
door den ongunst der tijden lijden.
Een ander lid heeft nog te meer lof voor Burgemeester en
Wethouders nu het College voor een moeilijke taak stond en
dikwijls ook naar eigen overtuiging zeer onaangename maat
regelen heeft moeten nemen.
A. Voor de hier tot uiting komende waardeering zijn wij er
kentelijk.
Verwachtingen dienstjaar 1937).
5. V. Ben lid drong er op aan, met nog meer klem dan vroeger,
dat Burgemeester en Wethouders thans, nu het jaar 1933 reeds
sinds ruim een maand verstreken is, hunne verwachtingen omtrent
de uitkomsteiover 1933 aan den Raad zullen mededeelen,
A. Een overzicht van de uitkomsten van het dienstjaar 1933 ls
thans nog niet te geven, Zoo ontbreekt bijvoorbeeld nog geheel
het resultaat van het bedrijf der Gemeentewerken over dat jaar.
Evenmin is het bedrag bekend, noch te ramen, hetwelk de gemeen
te van het Rijk zal ontvangen als bijdrage in werkloozen-
crisissteun. Wij onthouden ons derhalve liever van het geven
van cijfers, die later wellicht anders worden, althans nu
zeer onvolledig zouden zijn.
Salarissen en loonen.
lp. V. Verscheidene leden betreurden de noodzakelijkheid tot ver
laging van salarissen en loonon, doch zullon noodgedwongen
met de voorstellen van Burgemeester on Wethouders meegaan, mede
omdat zij hebben ingezien, dat in het raam van den finan-
oieelen toestand do positie van het gemeentepersoneel niet
onbesproken en ongewijzigd kan blijven.
Eenig voorbehoud moet echter worden gemaakt ten aanzien van
de te verwachten wijziging van de Pensioenwet 1922 - een
daartoe strekkond wetsontwerp, dat 1 Juli 193lp in working zou
moeten treden is volgens de pers ingediend - waarbij ook voor
de lagere publiekrechtelijke lichamen een pensioenverhaal
verplichtend zal worden gestold van lp|$ voor eigon pensioen
en 5svoor weduwen- en woezenpensioen. Gevraagd werd, of
Burgemeester en Wethouders bij evontueole aanneming van dit
wetsontwerp zullon terugkomen op het voorstel tot verlaging
met 7$, omdat de opvoering van het pensioenverhaal tot 10$
anders een verlaging van ljg% bovondion zou beteekenen.
Eon lid vestigde de aandacht op het door het Rijk gevolgde
systeem van toepassing van een tijdelijke korting van in
k3
Bijlage tot het vorslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 193^-» BIJLAGE NO. l6
afwachting van genoemde wetswijziging,
A. Wanneer navonsbedoeld ontwerp tot wet mocht zijn verheven,
kan een voorstel tot nadere regeling van de salariskorting
tegemoet worden gezien, waarbij wij ons voorstellen het
resultaat der thans voorgestelde regeling in stand te houden.
5. V. Gevraagd werd of er voor Burgemeester en Wethouders geen
aanleiding ware geweest, om - nu van de zijde van het perso
neel blijk werd gegeven, dat het bereid was tot het brengen
van een offer en een daartoe eenstemmig voorstel door de
personeelsorganisatie in het Georganiseerd Overleg werd ge
daan - nadat het College zijn eens ingenomen standpunt hand
haafde, nogmaals de commissie van overleg te raadplegen.
Men meende, dat dan de juiste waarde aan het Georganiseerd
Overleg zou zijn toegekend en het alsdan mogelijk ware ge
weest in tweede instantie tot een vergelijk te komen.
A. Nadat ons College gemeend had zijn standpunt in zake de
salariskorting te moeten handhaven, bestond er voor ons geen
aanleiding om hetzelfde voorstel nogmaals bij de Commissie
voor Georganiseerd Overleg aanhangig te maken.
6. V. Benige leden waren van gevoelen dat men van meening kan
verschillen over de wijze waarop het door Burgemeester en Wet
houders gewenschte bedrag uit de salaris- en loonkorting moet
worden gevonden en wenschten voort te bouwen op de gedachte,
welke in het Georganiseerd Overleg naar voren is gekomen.
N.l. de toepassing van eenige progressie, om daardoor de
laagstbezoldigden eenigszins te verlichten. Deze leden meen
den, dat hieraan zou kunnen worden voldaan door het volgende
voor stel
een verlaging van 6$ van de eerste f. 15OO.-;
een verlaging van de salarissen tusschen f. I5OO.- en f.3000.-
met 6van de eerste f. 1500.- en 9$ van de volgende f.1500.-;
een verlaging van de salarissen boven f. 3^00.- met 6$ van de
eerste f. 15OO.-, 9$ van de tweede f. 1500.- en 12$ van het
salaris boven f. JOOO.-.
De salariskorting zou dan de volgende progressie vertoonen:
tot f. 1500.- - 6$; bij f. 2000.- - 7$; f. 3000.- - 7,5^5
f. l^ooo8,6$; f. 50009.3$; f. 60009,75% en
f. 7000.- - 10$.
Men drong er op aan, dat Burgemeester en Wethouders omtrent
dit plan hun oordeel zouden zeggen.
Andere leden achtten dit plan in strijd met do ontwikke
lingsgeschiedenis van de salarissen en loonen en vonden een
andere dan de voorgestelde korting in verband met de ver
houdingen onbillijk, omdat de salarissen der ambtenaren in
den loop der tijden niet in die mate zijn verhoogd als de
loonen der werklieden.
Zij wenschten met een dergelijke regeling niet mede te gaan
en meenden, hoewel zij daaromtrent nog geenerlei standpunt
hadden bepaald, dat er eerder aanleiding was om van de loonen
bijv. 10$ te korten en van de salarissen 5$, omdat de loonen
der werklieden sedert 191^-1- ongeveer zijn verdrievoudigd en
de ambtenaarssalarissen ongeveer verdubbeld.
At Wij achten eene salarisverlaging, waarbij aan de hooger
bezoldigde ambtenaren eene korting van meer dan 7$ en aan een
andere groep van het personeel een korting beneden dat per
centage zou worden opgelegd, in de gegeven omstandigheden
onjuist