453
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden,1934- BIJLAGE ITO.172.
Art2-
Het besluit van 10 Oc
tober 1922 (gemeenteblad
no.41) tot heffing van op
centen op de hoofdsom der
Rijks personeele belasting,
goedgekeurd bij Koninklijk
besluit van 10 November
1922,no.33,wordt met in
gang van 1 Januari 1931
ingetrokken.
Het blijft evenwel van
toepassing ten aanzien van
aanslagen over belasting
jaren,welke vóór dat tijd
stip zijn gee'indigd»
Art2
De verordening van 15 Juli
1930 (gemeenteblad no.13) op
de heffing van opcenten op de
hoofdsom der personeele be
lasting vervalt met ingang
van 1 Januari 1935»
Verzonden 14 December 1934.
454
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1934' BIJLAGE 1.0.173'
BIJLAGE NO.173-
Aan den Gemeenteraad.
Bij de behandeling,in Uwe vergadering van 31 Januari
1933)van onze voorstellen in zake den aankoop en de inrich
ting van perceelen voor de politie,de brandweer en de
gemeentesecretarie (bijlage no,23 van 1932) werd niet be
slist omtrent onderdeel D daarvan,hetwelk er toe strekte
om het thans in gebruik zijnde politie-bureau te bestemmen
voor den dienst der secretarie en ten behoeve van verbete
ring en inrichting daarvan een bedrag van,in ronde som,
f 24000.- beschikbaar te stellen. Na de schriftelijke voor
bereiding en de mondelinge bespreking in Uwe evengenoemde
vergadering toch werd punt D uit ons voorstel gelicht en
voorloopig aangehouden,om later afzonderlijk te worden
behandeld. "Het ligt in ons voornemend-zoo schreven wij
destijds in de hierop betrekking hebbende memorie van ant
woord (bijlage no.4 van 1933)--"°ver eenigen tijd een voor
stel in zake het doen ontwerpen van een bebouwingsplan voor
het Gouverneursplein,c.q.ook het Hofplein,bij Uwe Vergade
ring aanhangig te maken", en bij monde van onzen voorzitter
werd daaraan toegevoegd,dat de wenschelijkheid om bij het
ontwerpen van bedoeld bebouwingsplan een architectonische
prijsvraag uit te schrijven,mede onder het oog zou worden
gezien.
Wij hebben deze aangelegenheid sindsdien overwogen en achten
thans,nu het bureau aan het Hofplein over enkele maanden
door de politie zal worden verlaten,den tijd gekomen om
haar opnieuw bij Uwen Raad aanhangig te maken en ter beslis
sing voor te leggen.
Het is gebleken,dat het uitschrijven van een z.g.besloten
prijsvraag,als bovenbedoeld,op overwegende bezwaren stuit.
Die bezwaren zijn voor een deel gelegen in de voorwaarden,
welke de "Permanente Prijsvragen Commissie"-waarbij de
Bond van Nederlandsche Architecten is aangesloten- daaraan
meent te moeten verbinden. Het zou ons te ver voeren te
dezer plaatse een uiteenzetting van die voorwaarden en de
daarover gevoerde briefwisseling te geven,zoodat wij
U te dezen verwijzen naar het rapport van den Directeur
der Gemeentewerken'dd.13 September 1933waarin deze quaestie
uitvoerig wordt besproken. Voor het andere deel zijn de
bezwaren van financiëelen aard. Zooals uit genoemd rapport
eveneens kan blijken,zouden met zulk een prijsvraag groote
extra uitgaven gemoeid zijn. Bij deelneming aan de prijs
vraag van vier architecten zou zij naar schatting ongeveer
f 9200.- kosten,ongeacht her gewone architectenhonorarium,
dat bij uitvoering aan den prijswinnaar zou moeten worden
betaald.
Ging men over tot het geven van een z.g.meervoudige opdracht,
'g'elijk bij de plannen tot stadhuisbouw in enkele andere
gemeenten,bijvoorbeeld in Ensciglé en Leiden,is geschied,
dan nog zouden de totale kosten bij deelneming van drie
architecten ongeveer f 7200.- bedragen.
Nare de toestand nu zoo,dat er eenige zekerheid bestond,
dat het binnen niet al te langen tijd tot verwerkelijking
van de aldus opgemaakte planden zou komen,dan waren deze
'kosten wellicht verdedigbaar. Dit is echter geenszins het
geval. Veeleer moet gerekend worden met de waarschijnlijk
heid, dat in afzieabaren tijd de gemeentelijke financien
den bouw van een nieuwen stadhuisvleugel niet zullen gedoogen.