ij.62 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 19 5U» BIJLAGE NO. 175* Ten einde de bovengenoemde uniformiteit en vereenvou diging te bereiken, is in de nieuwe regelingen (met uitzon dering van die voor het gewoon, buitengewoon en uitgebreid lager onderwijs) tot grondslag genomen het zuiver inkomen, verminderd met f. 100.- voor elk minderjarig kind. Voor de scholen voor gewoon, buitengewoon en uitge breid lager onderwijs kan dit systeem niet worden gevolgd, omdat art. 62 der Lager Onderwijswet 1920 voorschrijft, dat de heffing van het schoolgeld voor deze scholen moet worden geregeld naar evenredigheid van het belastbaar inkomen, bedoeld in art. 37 ^er "P de Inkomstenbelasting ljlll, d.i. het zuiver inkomen, verminderd met een bedrag wegens kinderen volgens art. 38. Zooals U bekend zal zijn, is men bij het bepalen van het schoolgeld gebonden zoowel aan een minimum, te weten f. 0.05 per leerling en per week, als aan een maximum, n.l. het ge middelde kostenbedrag per leerling. Met uitzondering van de schoolgeldverordeningen voor de gemeentelijke bewaarscholen en den bewaarschoolcursus (waar de grens reeds f. $00t- is), is in de nieuwe school geldregelingen de inkomen„grens waarbeneden geen schoolgeld verschuldigd is, verlaagd van f, 1200.- tot f, $00.-. Bovendien wordt in de nieuwe tarieven de kinderaftrek geringer. Hier staat echter tegenover, dat de nieuwe rege lingen a';rek toestaan voor kinderen beneden 21 jaar, terwijl volgens de bestaande regelingen slechts kinderen beneden l6 jaar voor aftrek in aanmerking komen. Gehandhaafd is het beginsel, dat voor het gelijktijdig bezoeken van een school door twee of meer kinderen uit het zelfde gezin, reductie behoort te worden verleend, ten einde de groote gezinnen tegemoet te komen in de kosten van het onderwijs. Het is dan echter logisch, dat dit principe geldt voor alle onderwijsinrichtingen in de gemeente (eventueel ook rijks- en bijzondere) en zich niet beperkt tot elke soort of groep van onder /ijs afzonderlijk. Om deze redenen is in de nieuwe regelingen voor alle in richtingen van onderwijs dezelfde reductiebepaling opgenomen als geldt voor het lager onderwijs, met toevoeging van de bepaling, dat deze reductie geldt voor alle gemeentelijke onderwijsinrichtingen (ook rijks- en bijzondere) onder voor behoud, dat de oudste leerling als de eerste wordt beschouwd, tenzij het schoolgeld voor een der kinderen hooger is (in verband met de inrichting van onderwijs welke wordt bezocht), in welk geval deze als de oudste wordt aangemerkt, en zoo vervolgens De gedifferentieerde schaal der inkomens, waarnaar de schoolgeldaanslagen worden berekend, is bij de verschillende onderwijsinrichtingen dikwijls ongelijk. Ook is het verschil tusschen de onderscheidene heffingsklassen wel wat groot, n.l. f. 200.- tot f. I4.OObij de lagere inkomens en f. 500.- tot f. 600.- bij de hoogere; wij zijn van meening dat een op klimming van f100.- beneden f. I4.OOO.- en van f. 200.- daar boven gemotiveerd kan worden geacht. Ook de bepaling, waarin omschreven wordt wie het school geld verschuldigd is, is in de onderscheidene verordeningen ongelijk. Het is niet gemakkelijk een omschrijving te vin den, welke voor alle onderwijsinrichtingen gelijkluidend is en die bovendien duidelijk in alle mogelijke gevallen den schoolgeldplichtige aanwijst. Voor het lager onderwijs_is men gebonden aan meergenoemd art, 62 der Lager Onderwijswet 1920, waarin wordt bepaald, dat het schoolgeld wordt geheven Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 19BIJLAGE NO. 175 van de ouders der leerlingen of bij ontstentenis van beide ouders, van de voogden of verzorgers. Om deze reden is het gewenscht ook voor de andere scholen deze redactie over te nemen De vraag is echter, of deze omschrijving de mogelijk heid dekt dat degenen, die tot onderhoud van meerderjarige kinderen verplicht zijn, tot betaling van het verschuldigd schoolgeld kunnen worden gedwongen. Toch moet dit mopelijk zijn, omdat het toch onlogisch is, dat ouders die alle kos ten, welke in verband met het onderhoud en de opvoeding worden gemaakt, ook na het meerderjarig worden van hunne kinderen blijven dragen, zich op grond van een onvolledige bepaling in de betrokken schoolgeldregeling aan betaling van schoolgeld kunnen onttrekkenVoor de scholen, waar het moge lijk is dat er meerderjarige leerlingen zijn, is het dan ook -gewenscht de omschrijving over te nemen van art. 1 van de sohoolgeldregeling voor de Rijks hoogere burgerscholen, luidende als volgt: "het schoolgeld is verschuldigd door de krachtens de wet tot onderhoud en opvoeding verplichte ouders en verzor gers of, bij ontstentenis van dezen, door de leerlingen zelf." Een bepaling volgens welke het schoolgeld in bepaalde gevallen wordt berekend naar het zuiver vermogen, is niet In de nieuwe regelingen opgenomen, omdat de gemeentebesturen niet over de gegevens van de Rijksadministratie mogen beschik ken, om deze aanslagen te weten te komen. In verband met het bepaalde In art. 301 der Gemeentewet en op grond van de practische voordeelen, daaraan verbonden, is aan den Controleur der gemeentebelastingen in enkele ver ordeningen is dit al het geval) de bevoegdheid gegeven, om voor zoover het de toepassing van de bepalingen van de nieuwe regelingen betreft, in de plaats te treden van den Raad, van Burgemeester en Wethouders of van den Burgemeester, Het verwijderen van leerlingen van de inrichtingen van middel baar- en hooger onderwijs wegens wanbetaling dient evenwel tot de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders te blijven behooren. Behalve navordering van schoolgeld bij navordering van belasting, is tevens de mogelijkheid geopend om schoolgeld na te vorderen, indien de heffing daarvan ten onrechte achter wege is gebléven of aan aanslag ten onrechte door den Contro leur is verlaagd. Voor verdere bijzonderheden betreffende deze aangelegen heid mogen wij U verwijzen naar een bij de stukken gevoegd overzicht Ten slotte vinde hier nog bespreking het om praeadvies in onze handen gestelde voorstel van Uw medelid, den heer Terpstra c.s., om aan de leerlingen van ouders, wier inkomen hooger is dan f. l800.-, geen gratis leermiddelen te verschaf fen voor het bezoeken van de inrichtingen van uitgebreid lager onderwij s Wij zijn van meening, dat aanneming van dit voorstel niet wenschelijk is. De nieuwe schoolgeldregelingen toch, U hierbij voorgelegd, brengen voor vele der daarbij betrokken ouders een niet onbelangrijke verhooging van lasten mede, zoodat het naar ons gevoelen niet gewenscht is die voor een deel hunner nog te verzwaren door op de school voor uitgebreid lager onderwijs de leermiddelen niet meer kosteloos beschikbaar te stellen. Ook afgezien hiervan is aanneming van het voorstel niet aan te bevelen, omdat 'bij een fixum van f. l800.-, als daarin gesteld, geen rekening wordt gehouden met het aantal kinderen dat iemand heeft en men dientengevolge bij de toepassing van de regeling tot onbillijkheden komt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1934 | | pagina 498