Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1934.
Art. 2.
Indien meer dan 1 leerling uit hetzelfde gezin gelijk
tijdig een gemeentelijke inrichting van middelbaar- of
hooger onderwijs bezoekt, wordt het volgens art. 1 ver
schuldigde schoolgeld voor den tweeden leerling met
20, den derden met 40, den vierden met 60 en den
vijfden met 80 ten honderd verminderd en is voor de
volgende leerlingen geen schoolgeld verschuldigd.
Art. 3.
Overeenkomstige rijks- en bijzondere inrichtingen
worden ten dezen met gemeentelijke gelijkgesteld,
indien de beheerders of besturen van die inrichtingen
ten genoegen van Burgemeester en Wethouders de ver
plichting hebben aanvaard om naar denzelfden maatstaf
als in dit artikel en in de artikelen 2 en 4 is vermeld
vermindering toe te staan, en bij die vermindering
rekening te houden met leerlingen in de gemeente
schoolgaande op andere rijks-, gemeentelijke- of bijzon
dere inrichtingen als boven bedoeld.
Deze vermindering wordt toegepast voor de bij den
aanvang van het jaar tot de schoolbevolking behoo-
rende leerlingen, indien aan den controleur der ge
meentebelastingen binnen 1 maand na den aanvang van
het jaar wordt overgelegd een bewijs van het hoofd der
betrokken inrichting, waaruit van het aldaar ter school
gaan van een of meer leerlingen blijkt.
Art. 4.
De volgorde der vermindering, in de artt. 2 en 3
bedoeld, geschiedt volgens den leeftijd der leerlingen,
met dien verstande, dat de oudste leerling als de eerste
wordt beschouwd.
Is het schoolgeld niet voor alle leerlingen gelijk, dan
wordt de leerling, waarvoor het hoogste schoolgeld
verschuldigd is, als de eerste beschouwd en heeft de
vermindering plaats in volgorde van de hoegrootheid
van het schoolgeld.
Art. 5.
De schoolgeldplichtigen zijn verplicht op aanvraag
van den controleur der gemeentebelastingen binnen 20
dagen aan dezen ter inzage over te leggen hun aanslag
biljet (of een duplicaat daarvan) in de belasting. Indien
aan de aanvraag binnen dien tijd niet wordt voldaan,
wordt de aanslag naar het hoogste schoolgeld opgelegd
Voor de toepassing van het bovenstaande wordt
onder het aantal minderjarige kinderen, bedoeld in
artikel 6, verstaan het aantal minderjarige eigen of
aangehuwde kinderen en pleegkinderen, genomen vol
gens den toestand op 1 Mei voorafgaande aan het
leerjaar of, bij vestiging binnen het Rijk na dien datum,
op het tijdstip van vestiging.
Het verschuldigde bedrag wordt steeds berekend
over het gezamenlijk inkomen der ouders, ook in die
gevallen waarin dit niet voor de Rijksinkomsten- en
Gemeentefondsbelasting geschiedt.
Waar in deze verordening gesproken wordt van
„leerjaar" wordt daaronder verstaan het tijdvak van
16 September tot 1 Juni.
Art. 3.
Indien meer dan één leerling uit hetzelfde gezin
gelijktijdig een gemeentelijke inrichting van onderwijs,
met uitzondering van de stedelijke muziekschool, be
zoekt, wordt het schoolgeld voor den tweeden leerling
met twintig, den derden met veertig, den vierden met
zestig en den vijfden met tachtig ten honderd vermin
derd en is voor de volgende leerlingen geen schoolgeld
verschuldigd.
De volgorde der vermindering in het eerste lid be
doeld. geschiedt volgens den leeftijd der leerlingen, met
dien verstande, dat de oudste leerling als de eerste
wordt beschouwd.
Is het schoolgeld niet voor alle leerlingen gelijk, dan
wordt de leerling voor wien het hoogste schoolgeld
verschuldigd is, als de eerste beschouwd en heeft de
vermindering plaats in volgorde van de hoegrootheid
van het schoolgeld.
Art. 4.
Overeenkomstige rijks- en bijzondere inrichtingen
worden te dezen met gemeentelijke gelijkgesteld,
indien de beheerders of besturen van die inrichtingen
ten genoegen van Burgemeester en Wethouders de
verplichting hebben aanvaard om naar den zelfden
maatstaf als in artikel 3 is vermeld, vermindering toe
te staan en bij die vermindering rekening te houden met
leerlingen in de gemeente schoolgaande op andere
rijks-, gemeentelijke- of bijzondere inrichtingen als
bovenbedoeld.
Art. 5.
De schoolgeldplichtigen zijn gehouden op aanvraag
van den Controleur der gemeentebelastingen binnen 20
dagen na dagteekening van het daartoe gedaan verzoek,
aan dezen ter inzage over te leggen hun aanslagbiljet
(of duplicaat daarvan) in de Rijksinkomsten- en Ge
meentefondsbelasting. Indien aan de aanvraag binnen
dien tijd niet wordt voldaan, kan de aanslag naar het
hoogste schoolgeld worden opgelegd.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1934. Bijlaqe no. 175.
Art. 6.
Waar in deze verordening gesproken wordt van
I. een „aanslag in de belasting", is daaronder te
verstaan de laatst vastgestelde aanslag in de plaatselijke
belasting naar het inkomen, of indien zoodanige belas
ting in de gemeente waar de schoolgeldplichtige hoofd
verblijf heeft niet geheven wordt, in de Rijksinkomsten
belasting.
Indien nimmer een aanslag is opgelegd, wordt het
inkomen door Burgemeester en Wethouders geschat.
II. „het jaar", is daaronder te verstaan het tijdvak
aanvangende 16 September in het eene kalenderjaar en
eindigende met den len Juni in het volgende kalender
jaar.
Art. 7.
Het schoolgeld is verschuldigd voor hen, die bij den
aanvang van het jaar tot de bevolking van de inrichting
behooren.
Voor hen, die in den loop van het jaar worden toe
gelaten, bedraagt het schoolgeld, indien de toelating
plaats heeft
in de maand September®/9
October 8/9
November7/9
December6/9
Januari5/9
Februari4/u
Maart s/9
April2/9
Mei1/9
van het voor een geheel jaar verschuldigd bedrag.
Art. 8.
Het schoolgeld is verschuldigd door hen, die de leer
lingen naar de school hebben gezonden en dientenge
volge door Burgemeester en Wethouders op de school-
geldlijsten zijn geplaatst.
Art. 9.
Ontheffing of teruggave van schoolgeld wordt door
Burgemeester en Wethouders verleend
I. ambtshalve bij het verlaten van de inrichting
1. door vertrek van dengene, die den leerling naar
de school heeft gezonden, of bij overlijden van de
leerling
2. wanneer de leerling om andere redenen dan de
onder 1 bedoelde de inrichting verlaat vóór Kerstmis
van het loopende jaar
II. op aanvraag van den schoolgeldplichtige
1. wanneer uit een, bij de aanvraag over te leggen,
bewijs van een geneeskundige blijkt, dat de leerling in
den loop van het jaar meer dan 30 achtereenvolgende
dagen, de Kerst- en Paaschvacantie niet medegerekend,
wegens ziekte de inrichting niet heeft kunnen bezoeken;
2. wanneer tengevolge van een bij de aanvraag over
te leggen onherroepelijk geworden uitspraak betref
fende den aanslag in de belasting, de aanslag in het
schoolgeld moet worden verminderd.
Deze aanvragen moeten worden ingediend die sub
1 bedoeld binnen een maand na afloop van het jaar en
die sub 2 binnen 2 maanden na dagteekening van de
uitspraak.
Art. 6.
Onder inkomen bedoeld in art. 2, wordt verstaan het
zuiver inkomen waarnaar de aanslag in de Rijksinkom
stenbelasting van de in art. 8 bedoelde schoolgeld
plichtigen is geregeld, verminderd met 100.voor
elk kind beneden 21 jaar, waarvoor ingevolge art. 38
van de Wet op de Inkomstenbelasting 1914, aftrek is
verleend.
Tot grondslag voor de berekening van het inkomen
in het vorig lid bedoeld wordt de aanslag in de belas
ting genomen, over het belastingjaar aanvangende met
1 Mei voorafgaande aan het leerjaar.
Indien de aanslag in de belasting, bedoeld in het
tweede lid, nog niet is opgelegd tijdens de vaststelling
van het schoolgeldkohier, wordt de laatst vastgestelde
aanslag in de belasting tot grondslag genomen.
Is nimmer een aanslag opgelegd, dan wordt het
inkomen door den Controleur der gemeentebelastingen
geschat.
Onder inkomen, bedoeld in art. 2, wordt begrepen,
het zuiver inkomen der minderjarige kinderen, voor
zoover dezen over het betrokken belastingjaar zijn aan
geslagen in de Rijksinkomstenbelasting.
Art. 7.
Het schoolgeld is verschuldigd voor de leerlingen,
die bij den aanvang van het leerjaar tot de schoolbe
volking behooren.
Voor hen, die in den loop van het leerjaar worden
toegelaten, wordt het schoolgeld per maand berekend,
waarbij gedeelten van kalendermaanden voor geheele
worden geteld en per maand het t/g gedeelte van het
over een vol jaar berekende schoolgeld verschuldigd is.
Art. 8.
Het schoolgeld is verschuldigd door de krachtens de
wet tot onderhoud en opvoeding der leerlingen ver
plichte ouders of verzorgers of, bij ontstentenis van
dezen, door de leerlingen zelf.
Art. 9.
Door den Controleur der gemeentebelastingen wordt
ontheffing of teruggaaf van schoolgeld verleend
a. bij overlijden van den leerling
b. wegens het verlaten der school door den leerling
als gevolg van vertrek van dengene, die volgens art. 8
schoolgeldplichtig is
c. om andere redenen dan de onder a en b ge
noemde, vóór 1 Januari van het loopende leerjaar.
De teruggaaf of ontheffing bedraagt
1in het geval sub a en b
zooveel twaalfde gedeelten van het voor een geheel
leerjaar verschuldigde bedrag als er na den dag van het
overlijden of na den datum van het vertrek nog volle
maanden van het leerjaar overblijven
2. in het geval sub c
4/9 gedeelte van het voor een geheel leerjaar ver
schuldigde bedrag.
Indien een leerling door ziekte gedurende ten minste
30 achtereenvolgende dagen in een leerjaar de school
niet heeft kunnen bezoeken, wordt op binnen een maand
na afloop van het leerjaar aan den Controleur der
gemeentebelastingen in te dienen aanvraag, voor dien
leerling ontheffing of teruggaaf van schoolgeld ver-