177 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1935. Art. 8. 1. In elk der in artikel 6, tweede lid, bedoelde Ioca- liteiten moeten een of meer onmiddellijk in de buiter lucht uitkomende lichtramen aanwezig zijn, welke te zamen een oppervlakte hebben van ten minste i/5 ge deelte van de oppervlakte dier localiteiten. 2. In elk dezer localiteiten moet een gedeelte der lichtramen, groot ten minste 0.25 M2. in den dag, kunnen worden geopend. 3. De ramen van de localiteit voor het opbergen van panden, bedoeld in het tweede lid van artikel 6, moeten zijn bezet met draadglas. Art. 9. 1In de localiteiten evenals in een woning, welke binnenshuis daarmede in verbinding staat, mag voor kunstverlichting slechts gebruik worden gemaakt van electrisch licht. 2. De wijze van verwarming van de localiteiten, zoomede de toestand der, ook in een woning als bedoeld in het eerste lid, in gebruik zijnde schoorsteenen. moet zijn ten genoegen van Burgemeester en Wethouders Art. 10. 1. In elk der localiteiten, genoemd in het tweede lid van artikel 6, moet te allen tijde aanwezig zijn ten minste één voor dadelijk gebruik gereed zijnd brand- bluschapparaat ten genoegen van Burgemeester en Wethouders. 2. Bovendien moet in de localiteit, bestemd voor het aannemen van de panden, aanwezig zijn een op de waterleiding aangesloten brandslang, waarmede de geheele inrichting kan worden bestreken. Art. 11 De localiteiten mogen geen rechtstreeksche gemeen schap hebben met ruimten, bestemd als woning voor anderen dan den pandhuishouder en zijn gezin, noch met localiteiten, waarin eenig beroep of bedrijf wordt uitgeoefend, vreemd aan het bedrijf der bank. Art. 12. De localiteiten moeten te allen tijde in voldoend zin- delijken staat, ten genoegen van Burgemeester en Wet houders, worden onderhouden. Art. 13. In het gebouw, waarin de localiteiten zijn gelegen en in de localiteiten zelve, mogen niet aanwezig zijn voorwerpen, goederen of stoffen, die ontplofbaar! licht ontvlambaar of aan zelfontbranding onderhevig zijn of die op eenige wijze schadelijk voor de veiligheid of ge zondheid of hinderlijk voor de omgeving zijn. Art. 14. Voor het opbergen van gouden en zilveren voor werpen, juweelen en andere kostbaarheden moet eer. brandkluis of brandkast, ten genoegen van Burge meester en Wethouders, aanwezig zijn. Verzonden 14 Juni 1935. 178 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van. Leeuwarden, 1935, BIJLAGE NO.91, BIJLAGE NO.91. Aan den Gemeenteraad. De Commissie tot Wering van Schoolverzuim deelt ons bij schrijven van 3 dezer mede,dat door het overlijden van den heer Y.W.TYSMA een vacature in haar midden is ontstaan en doet daarbij opmerken,dat die Commissie thans zes leden telt,maar dat de haar opgedragen werkzaamheden zonder bezwaar door vijf leden kunnen worden verricht. Bovendien acht zij het voor de practijk beter dat de Commissie uit een oneven aantal leden bestaat. Zij geeft dan ook,mede uit een oogpunt van bezuiniging,in overweging de vacature niet te vervullen en het ledental terug te brengen van zes op vijf. Aangezien wij ons met het gevoelen der Commissie geheel kunnen vereenigen,stellen wij U voor te bepalen dat,in zooverre met wijziging van Uw besluit van 14 Juli 1935, no.229R/l37,de Commissie tot Wering van Schoolverzuim uit vijf leden zal bestaan en in verband hiermede de bovenbedoelde vacature onvervuld te laten. Leeuwarden, 6 Juni 1935. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.M.VAN 3EIJMA Burgemeester. E.SCHOTMAN Secretaris. Verzonden 14 Juni 1935.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1935 | | pagina 299