8 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeente raad van Leeuwarden,1936BIJLAGE NO.?. BIJLAGE NO.7. Aan den Gemeenteraad. Om praeadvies is in onze handen gesteld een adres van het Bestuur der vereeniging voor Christelijk Nijverheidsonderwijs,alhier,waarbij Uwen Raad verzocht wordt een verklaring,als bedoeld in artikel 25,tweede lid,der Nijverheidsonderwijswet te willen afgeven,inhoudende,dat Uw Raad de oprichting en instandhouding van de hier ter stede bestaande Christelijke industrie- en huishoudschool noodig oordeelt. Is een dergelijke verklaring afgelegd en heeft daarna de Kroon,gelet op de behoefte aan de school en op de daaraan verbonden verhooging van de Rijksuitgaven,die oprichting en instandhouding goedgekeurd,dan wordt het in het eerste lid van genoemd artikel bedoelde subsidie uit de openbare kas verleend. Naar aanleiding van dit adres brengen wij het volgende in herinnering. Op Februari 1933 diende het Bestuur van bovenvermelde ver eeniging een adres bij den Raad in van gelijke strekking als en bijna gelijkluidend aan het onderhavige. Op ons voorstel besloot Uwe vergadering in hare zitting van 11 Juli 1933 met algemeene stemmen afwijzend op dat verzoek te beschikken (Zie Handelingen 1933,bl.230/31) De vereeniging kwam van deze beschikking in beroep bij de Kroon,waarop de Gedeputeerde Staten dezer provincie den Raad,overeenkomstig art.25,lid 2,der wet,in de gelegenheid stelden zijn oordeel omtrent het beroepschrift kenbaar te maken. Nadat in Uwe vergadering van 12 September 1933 ons voorstel tot inzending van een vertoogschrift ter zake van het beroep,was aangehouden,vond de behandeling daarvan plaats op 26 September d.a.v(Handelingen 1933 bl.264 e.v.), in welke zitting het den Raad aangeboden vertoogschrift onveranderd werd vastgesteld. Bij Koninklijk besluit van 1? Februari 193^ no.31 werd daarop,uit overweging dat de behoefte aan deze school niet groot genoeg was te achten om de aan de subsidiëering daarvan verbonden verhooging van de Rijksuitgaven te rechtvaardigen,de oprichting en instandhouding van de genoemde Christelijke industrie- en huishoudschool niet goedgekeurd, Thans wordt opnieuw aan Uwen Raad gevraagd te willen ver klaren,dat deze school noodig wordt geoordeeld. Gezien de zeer uitvoerige behandeling en beschouwingen, schriftelijk en mondeling aan deze zaak in 1933 gewijd,meenen wij hier niet nogmaals de toen aangevoerde argumenten en motieven,welke tot 's Raads afwijzende beschikking hebben geleid en die blijkbaar ook het standpunt van de Kroon hebben bepaald,te moeten herhalen. Naar onze meening behoort het onderzoek zich thans te be perken tot de vraag,of er zich sedert de vorige beslissing omstandigheden of veranderingen hebben voorgedaan,welke een ander,dan het destijds na rijp beraad ingenomen stand punt wettigen. Die wijziging van den toestand zou kunnen liggen öf aan de zijde van de subsidiëerende lichamen,te weten het Rijk en de gemeente Leeuwarden,of aan den kant van de school,met name wat betreft een toeneming van de behoefte aan die onderwijsinrichting,of bij beide.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1936 | | pagina 182