Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1936. BIJLAGE NO. 60.
BIJLAGE NO. 60.
Aan den Gemeenteraad.
Nadat Uw Raad op 17 Maart j.l. een verordening op de ge
meentepolitie had vastgesteld, hebben wij haar bij schrijven
van 23 Maart d.a.v. aan den Minister van Binnenlandsche Zaken
toegezonden met verzoek de goedkeuring van deze verordening
wel te willen bevorderen. Daarbij^hebben wij het standpunt,
door U ten opzichte van de salariëering van het politieperso
neel ingenomen, uiteengezet en den Minister verzocht met het
eenstemmige gevoelen van Uwen Raad rekening te houden en
deze aangelegenheid nogmaals ernstig te willen overwegen.
Wij leggen onzen brief hierbij aan U over.
Onder dagteekening van 8 April j.l. heeft de Minister
daarop door bemiddeling van den Commissaris der Koningin in
deze provincie te onzer kennis gebracht, dat, aangezien de
Raad niet bereid bleek de door den Minister wenschelijk ge
achte salariëering in te voeren, aan H.M. de Koningin een
voorstel was gedaan tot onthouding van de goedkeuring aan de
bovenvermelde verordening, en dat als gevolg daarvan de Ko
ninklijke goedkeuring aan de verordening was onthouden.
Uit de missive van den Minister blijkt, dat de ziens
wijze van den Raad in dezen geenerlei gewicht in de schaal
heeft gelegd en dat als denig criterium is aangenomen de
salariëering, welke de Minister wenschelijk acht.
Geheel in overeenstemming met dit standpunt heeft de
Kroon bereids het besluit genomen (Koninklijk besluit van
l8 April 1936 17) om Uwen Raad op grond van artikel 126
der Ambtenarenwet 1929 aan te manen om binnen drie maanden
de verordening op de gemeentepolitie in dier voege te wijzi
gen, dat de jaarwedden van hoofd-inspecteurinspecteur, r
adjunct-inspecteur en agent van politie worden bepaald op de
bedragen, welke opgenomen waren in het ontwerp, behoorende
bij ons voorstel van 11 Maart j.l. (bijlage no. 33).
Nu de Minister van Binnenlandsche Zaken meent dezen weg
te moeten volgen, ondanks de bij herhaling zoo mondeling als
schriftelijk met klem van redenen door ons College en Uwen
Raad gedane verzoeken tot goedkeuring van een betere en bil
lijker salarisregeling, blijft er weinig anders over dan aan
de bovengenoemde aanmaning gevolg te geven.
Mitsdien geven wij U in overweging:
a. in te trekken Uw besluit van 17 Maart 1936, no.89R/65;
b. over te gaan tot vaststelling van een verordening,
regelende de rangen, het aantal, de samenstelling, do eisohon
van benoembaarheid en de bezoldiging der gemeentepolitie,
overeenkomstig het ontwerp, behoorende bij ons voorstel d.d.
11 Maart 193& (bijlage no. 35)» dien verstande, dat het
tweede lid van artikel 38 wordt gelezen als volgt: "Zij
treedt in werking met ingang van den eersten dag der maand,
volgende op die, waarin de Koninklijke goedkeuring is vor
kregen."
Leeuwarden, 23 April 193&.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.M. VAN BEIJMA, Burgemeester.
E. SCHOTMAN Secretaris.
Verzonden 21). April 1936,