2
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1937. BIJLAGE NO, 30.
overeengekomen regeling te verwijten, had adressante onzes
inziens kunnen overwegen, of zij van haar kant door hare
houding in dezen wel in den geest daarvan handelde. Een
beroep van de "Lijempf" tegen de haar door ons College en
door Uwen Raad geweigerde bouwergunning heeft niet tot ver
nietiging van het desbetreffende besluit kunnen leiden. Ook
is - het zij hier volledigheidshalve vermeld - door ons Col
lege vergunning ingevolge de Hinderwet verleend voor de op
richting door de "Lijempf" van een melkinrichting op het
onderhavige terrein. Dat ons besluit bij Koninklijk Besluit
van 17 November 193^no« 33» vernietigd en do vergunning
geweigerd, ligt buiten onze schuld.
Toen nu echter vaststond, dat op het terrein geen melk
inrichting zou worden gesticht, hebben wij het, omdat eenig
bebouwingsvoorschrift voor dit terrein ontbrak, onzen plicht
geacht nader te overwegen welke soort van bebouwing in het
algemeen aldaar diende te worden toegepast. Hot lag op onzen
weg deze vraag te bezien uit een stedebouwkundig oogpunt en
daarbij rekening te houden mot het algemeen belang. Zoodoende
kwamen wij tot de overtuiging, dat aan den bouw van woonhuizen
boven de stichting van gebouwen voor industriöele doeleinden
de voorkeur moest worden gegeven, zulks in aansluiting aan de
reeds bestaande bebouwing aan de Westerparkstraat. Niettemin
moest onzes inziens de mogelijkheid worden behouden om in
bijzondere gevallen van de voorgeschreven bebouwing af te wij
ken, waartoe volgens artikel 7 der ontworpen bebouwingsvoor
schriften de Raad dan ook kan besluiten. Met particuliere
belangen kan door middel van deze bepaling derhalve in een
gegeven geval in voldoende mate rekening worden gehouden.
Nu op grond van artikel i)-3 der Woningwet voor dit ter
rein bebouwing met woonhuizen als regel wordt voorgeschreven,
is het wenschelijk, dat behalve voorgevelrooilijnen ook
achtergevelrooilijnen worden vastgesteld.
Het wil ons voorkomen, dat het ingediende bezwaarschrift
geen aanleiding geeft om wijziging in de ontworpen bebouwings
voorschriften of achtergevelrooilijnen aan te brengen.
Dat de nabijheid van de in aanbouw zijnde Roomsch-Katholieke
kerk het motief, of zelfs maar een motief, voor het ontwerpen
van de bebouwingsvoorschriften zou zijn geweest, gelijk
adressante beweert, worde hier ten overvloede ontkend. Onze
bedoeling is uitsluitend geweest, een behoorlijke aansluiting
aan de bestaande bebouwing met woonhuizen te bevorderen.
De Commissie voor de Openbare Werken heeft ons bij
schrijven van 8 Januari j.l., dat wij hierbij overleggen,
bericht, dat zij zich met de beide ontwerpen kan vereenigen.
Wij geven U in overweging te besluiten overeenkomstig
de hierachter afgedrukte ontwerpen I en II.
Leeuwarden, 11 Februari 1937»
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.M. VAN BEIJMA, Burgemeester.
E. SCHOTMAN Secretaris.
5
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1937 BIJLAGE NO. ?)Q
ONTWERP I.
DE RAAD DER GEMEEN TE LEEUWARDEN
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het vaststellen van bebouwingsvoorschriften voor een terrein
aan de Westerparkstraat en de Harlingerstraat;
Overwegende, dat het ingediende bezwaarschrift op de
door Burgemeester en Wethouders aangevoerde gronden geen
aanleiding geeft om wijziging in het ontwerp aan te brengen;
Gelet op de bepalingen der Woningwet en op die der
Gemeentewet;
BESLUIT
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING, houdende bebouwingsvoorschriften voor het
terrein, gelegen ten Oosten van de V/esterpark
straat en ten Zuiden van de Harlingerstraat,
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden Sectie D
no. 3^89*
Artikel 1.
Voor den aard van de bebouwing op en voor het gebruik
van het terrein gelegen ten Oosten van de Westerparkstraat
en ten Zuiden van de Harlingerstraat, kadastraal bekend ge
meente Leeuwarden Sectie D no. 3689 en op de bij deze veror
dening behoorende teekening met roode omlijning aangegeven,
gelden de in de navolgende artikelen vervatte voorschriften.
Art. 2.
1. Het terrein Is bestemd om te worden bebouwd met een
gezinswoningen, ter zijde van welke in het algemeen geen
ruimten onbebouwd mogen worden gelaten.
2. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verleenen voor niet overbouwde stegen van ten hoogste 1.10
meter breedte, indien de aan deze stegen grenzende zijgevels
als voorgevels worden afgewerkt, voorzoover dit naar het
oordeel van Burgemeester en Wethouders noodig wordt geacht.
Ar t3
1. De breedte der gevels moet bedragen ten minste 5*^0
meter en ten hoogste 6.50 meter.
2. De bovenkant van de goten der woningen moet zijn ge
legen op tenminste 5*^-5 meter en ten hoogste 5*^5 meter boven
de kruin van de wegen.
3. De nokken van de daken der woningen moeten zijn ge
legen op tenminste 9 meter en ten hoogste 12 meter boven do
kruin van de wegen.
Art. ij..
De op het terrein te stichten gebouwen moeten uitslui
tend v/orden bestemd tot en gebezigd als woonhuizen. Daarin
mogen geen winkels, werkplaatsen, garage's, bedrijven, ne
ringen of opslagplaatsen worden gevestigd of uitgeoefend.
Art. 5°
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, voor wat be
treft het bouwen achter de achtergevelrooilijnen, vrijstel
ling te verleenen voor:
ao het optrekken van een aan een gebouw aansluitend
bijgebouw, mits de hoogte daarvan, gemeten boven het aan
sluitende terrein niet meer bedraagt dan 2.80 meter, de
lengte gemeten uit den achtergevel van het gebouw niet meer
dan 2.5O meter en de breedte niet meer dan 1/3 gedeelte van