Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1937* BIJLAGE NO. 131.
BIJLAGE NO. 131.
Aan den Gemeenteraad.
Bij Uw besluit van 22 September j.l», no. 276R/187,
werd vastgesteld een verordening tot wijziging van de veror
dening tot het heffen van staangeld voor motorrijtuigen,
met of zonder aanhangwagens, en voor andere voertuigen voor
standplaatsen op gemeentelijke terreinen zulks overeenkomstig
ons voorstel, als ontwerp A opgenomen in bijlage no. 112
van dit jaar. Door tusschenkomst van de Gedeputeerde Staten
hebben wij thans bericht ontvangen, dat de Minister van
Binnenlandsche Zaken bedenkingen heeft tegen artikel II van
bedoelde wijzigingsverordening en derhalve intrekking van
dat artikel verzoekt.
Het betreft hier de bepaling, dat geen ontheffing van
staangeld wordt verleend, wanneer een tusschentijdsche op
zegging van de standplaats van de zijde der gemeente geschied
is in verband met een niet behoorlijke vervulling van voor
geschreven formaliteiten of wanneer zij het gevolg is van
het niet of niet tijdig voldoen van de verschuldigde rechten.
Deze bepaling is opgenomen uit overweging, dat vrijstelling
van een gedeelte van den aanslag niet behoort plaats te heb
ben, wanneer de intrekking van de standplaatsvergunning te
wijten is aan den belanghebbende zelf, waarbij nog komt, dat
in zulke gevallen de gemeente meestal reeds kosten voor de
invordering heeft gemaakt.
De Minister evenwel acht het billijk en in overeenstem
ming met het karakter van een retributie, dat ontheffing van
de belasting wordt verleend in alle gevallen, dat geen ge
bruik meer wordt gemaakt van de standplaats» Het niet ver-
leenen van ontheffing voor de gevallen, vermeld in artikel
II voornoemd, is blijkbaar bedoeld als straf, doch de opzeg
ging kan op zichzelf reeds als een straf worden aangemerkt,
aldus de Minister.
Hoewel naar onze meening het voorschrift van artikel II
als zoogenaamde strafmaatregel tegenover de daar bedoelde
onwillige belastingschuldigen geenszins te ver gaat en ook
als preventieve bepaling een nuttige werking kan hebben,
ontmoet het bij ons College geen overwegend bezwaar om aan
's Ministers wensch te voldoen. Mede door een doelmatige
toepassing van het recht om de standplaatsen in voorkomende
gevallen op te zeggen zal de naleving van de verordening
naar alle waarschijnlijkheid toch nog wel genoegzaam verze
kerd kunnen blijven.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering alsnog in overweging:
I. in te trekken het besluit van 22 September 1937»
no. 276R/187J
II. over te gaan tot vaststelling van:
a. een verordening, houdende wijziging van de verorde
ning tot het heffen van staangeld voor motorrijtuigen, met
of zonder aanhangwagens, en voor andere voertuigen voor
standplaatsen op gemeentelijke terreinen (gemeenteblad 1935
no. 11), overeenkomstig het ontwerp A, opgenomen in bijlage
no. 112 tot 's Raads Handelingen over 1937» dien zin
gewijzigd, dat artikel II van dat ontwerp vervalt en de ar
tikelen III en IV worden genummerd onderscheidenlijk II en
III;
b. een verordening, houdende wijziging van de verordening
op de invordering van staangeld voor motorrijtuigen, met of
zonder aanhangwagens, en voor andere xoertuigen voor stand
plaatsen op gemeentelijke terreinen (gemeenteblad 1935 no» H)
overeenkomstig het ontwerp B, opgenomen in bijlage no. 112
tot 's Raads Handelingen over 1937»
Leeuwarden, 28 October 1937*
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.M. VAN BEIJMA, Burgemeester.
Verzonden 30 October 1937» E. SCHOTMAN Secretaris.