6.
Antw. Aan de motleven van den Raad, welke er toe hebben
geleid, dat het onderwerpen jke. subsidie ongewijzigd
is gebleven, hebben wij niets toe te voegen» Wij
handhaven ons oordeel, dat er niet aan medegewerkt
moet worden, het bestaan van een zoo nuttige instel
ling als de Openbare Leeszaal is, op het spel te zetten
en ontraden verlaging van het subsidiebedrag derhalve
ook thans weder ten sterkste.
Kosten toezicht op inning belastingen.
Nota is genomen ven Uwe mededeeling, dat van hot bedrag
van f.125.- aan een Rijksambtenaar bij de grondbelasting
voor zijn bemoeiingen met de schatting van 10 perceelen
voor de inning der straatbelasting meer dan de helft zal
overblijven. Er bestaat echter geen reden de norm, waarnaar
die vergoeding is berekend, te handhaven. Een ambtenaardien
het om bijverdiensten te doen is, zal voor dit werk niet
evenveel behoeven te ontvangen als deskundigen bij herschat-
ting op kosten van ongelijk voor de grondbelasting. Daar die
uitgaven elk jaar terugkomen, stelt de Oommissie als steun-
voorwaarde, dat per schatting, niet meer dan f.5.- mag worden
betaald
Antw. In verband met den hier gestelden eisch hebben wij ons
gewend tot den desbetreffend en ambtenaar der Rijksbe
lastingen, die ons heeft medegedeeld niet genegen te
zijn, de schattingen voor f.J.- te verrichten. Wij
hebben Gedeputeerde Staten daar.van op de hoogte ge
steld en, onder mededeeling, dat een andere deskundige,
die wel genegen is de schattingen voor het als maximum
gestelde bedrag te verrichten, moeilijk te vinden zal
zijn, verzocht te bevorderen, dat de vergoeding gehand
haafd blijft op f.10.- a f.15.- per schatting. Op de
zen brief (dd. 19 September 191+0) is nog geen antwoord
ingekomen.
Voor' het overige kunnen wij niet nalaten naar aan
leiding van de weinig waardeerende opmerking, dat het
den desbetreffenden ambtenaar "om bijverdienste te
doen is" (waarom zijn werk dan wel goedkooper kan zijn),
de aandacht er op te vestigen, dat d.e gemeente den
betrokkene heeft gevraagd het werk te willen verrichten,
en niet omgekeerd, en dat de gewraakte opmerking blijk
baar slecht strookt met de opvatting van den' betrokken
amb.tenaar, die met ons van meening is, dat de beloo
ning zich moet richten naar den aard van den te pres-
teeren arbeid. Immers is hij, zooals gezegd, niet be
reid zijn werk tegen een abnormaal lage vergoeding te
verrichten. Maar ook al was hij dit wel, dan nog zijn
wij van oordeel, dat de gemeente, als Overheid, van een
stelsel, dat naar "oneerlijke concurrentie" door den
ambtenaar zou zweemen, geen gebruik mag maken.
Belooning schatters vergunningsrecht Drankwet.
Op verlaging van de vergoeding voor dit aan twee commie
zen ter secretarie opgedragen werk van f.2.- tot f.1.- per
schatting blijft de Commissie aandringen.
Gelet op de, als regel de helft lagere,bezoldiging elders,
zal de gemeente jaarlijks voor dit werk geen f.^oO,- behoe
ven uit te geven.
Uwe bereidheid om een minder ver gaande verlaging tot
f.1.50 te bevorderen, bewijst wel, dat de .thans geldende
regeling ook U niet bevredigt..
Antw. In 'zijn antwoord op de eerste' Nota van Aanmerkingen
schreef Uw Raad met betrekking tot dezen eisch:
"De Raad blijft voor deze belooning een norm van f.2.-
per schatting juist vinden.
Voor de in dit jaar verrichte schattingen is de
belooning naar genoemd bedrag reeds uitgekeerd, zoo
dat verlaging van de raming niet meer kan plaats vin
den. Slechts noodgedwongen zou de Raad er toe kunnen
medewerken om deze belooning tot f.1.50 per schatting
terug te brengen,"
Uit dit antwoord te concludeeren, dat de thans gel
dende regeling ook Uw Raad en ons niet bevredigt, is
een wijze van argumenteer an.waartegen wij moeten op
komen® Uit Uw antwoord blijkt immers duidelijk, dat
een regeling, waarnaar f.2.per schatting wordt ge
geven, als de eenig juiste moet worden aangemerkt.
Slechts de omstandigheid, dat de gemeente op een ex
tra-bijdrage uit het Werkloosheidssubsidiefonds is aan
gewezen, vormde voor de gemeente de noodzaak, om aan
den eisch tot verlaging, hoezeer naar haargevoelen
onbillijk, eenigszins tegemoet te komen. Zoo moet het
antwoord, volgens hetwelk de gemeente zou willen ver
lagen tot f.1.50 per schatting, wo-rden opgevat. Mede
werking aan een nog verder gaande verlaging ontraden
wij
Schoolgelden lagere avondhandelsschool.
Na gepleegd overleg met het Departement van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen, acht de Commissie de gemengde
hoofdsom voor inrichtingen van avondonderwijs niet zeer ge
schikt.
Bij dergelijke onderwijsinrichtingen toch heeft men veelal
te doen met jongelieden, die zelf reeds eenig inkomen ge
nieten. Het is dan ook billijk, dat zij zelf een bijdrage
in de kosten van hun onderwijs betalen.
Teneinde aan het bezwaar van de gemengde hoofdsom tege
moet te komen, ware, evenals bij het nijverheidsonderwijs,
het gezinsinkomen als grondslag der belastingheffing te ne
men.
Bovendien ware van alle leerlingen een zeker minimumbedrag
aan schoolgeld te heffen, met de mogelijkheid vsh vrijstel
ling in gevallen van klaarblijkelijk onvermogen. Bij het
beoordeelen of een dergelijk geval aanwezig is moet dan niet
alleen op het gezinsinkomen gelet worden, maar bovendien op
het feit, of de leerling zelf inkomsten heeft en of hij deze
al dan niet volledig aan het gezin afdraagt.
Wijziging van de belastingverordening in den door de Com
missie verlangden zin wordt verzocht.
Antw. Een nauwkeurige aanduiding van wat onder "gezinsinkomen"
is te verstaan, hebben wij in het vorenstaande gemist.
Wij hebben den indruk gekregen, dat de Commissie daar
van niet een duidelijke voorstelling heeft en wijzen
hierbij op het gedeelte, waarin gezegd wordt, dat in
bepaalde gevallen niet alleen op het gezinsinkomen,
maar bovendien op de inkomsten van den leerling zelf
gelet moet worden en of deze leerling het verdiende
al dan niet volledig aan het gezin afdraagt.-
Naar onze meening heeft men bij het tot grondslag
nemen van het gezinsinkomen te letten op de samenstel
lende deelen van dat inkomen, m.a.w. uit te maken
hoeveel door de leden van het gezin tez'amen, niet
wordt "afgedragen", doch bruto wordt bijeengebracht.
Dat deze grondslag wel zeer wankel is, behoeft
geen betoog. Hoe dikwijls zou dat inkomen, in het
bijzonder van de grootere gezinnen, in een jaar ver
anderen? Met deze wijzigingen zal toch rekening moe
ten worden gehouden, wil de billijkheid in de heffing
betracht worden. Behalve de vele hieruit voortvloeien
de werkzaamheden, zal het gemeentelijke administratieve
apparaat de verzameling van do samenstellende deelen
van het gezinsinkomen en de controle daarop hebben