XII. 168—173. 1940. INKOMSTEN in overleg met den Inspecteur der Directe Belastingen nader geraamd op 394.000, Ingevolge het bepaalde in de „Rekeningsvoorschriften" moet op den dienst 1939 worden verantwoord 2 3 der oorspronkelijke raming ad ƒ390.000,is - 260.000, zoodat voor onderdeel b van bovenstaande post resteert 134.000, De opbrengst van deze opcenten voor het belastingjaar 1940 '41 wordt in overeen stemming met den Inspecteur der Directe Belastingen geraamd op 394.000,w aar van op onderdeel a 2/3 of 262.666,moet worden verantwoord. De splitsing van den post sub a en b berust op de door het Rijk gegeven uitkeerings- en verantwoordingsvoorschriften. 169 Uitkeering uit het gemeentefonds, berekend per aangeslagene in de gemeentefondsbelasting: a. betreffende het in het dienstjaar aanvangende belastingjaar49.333, b. betreffende het in het dienstjaar eindigende belastingjaar - 24.667, 74.000,— Zie omtrent de classificatie der gemeente voor de gemeentefondsbelasting bij volgno. 168. De hier geraamde uitkeering geschiedt ingevolgé art. 3, sub a, der Financieele Ver houdingswet, zooals deze is gewijzigd bij de wetten van 4 Maart 1935 (Staatsblad no. 74) en 11 September 1936 (Staatsblad no. 402) en bedraagt 1,ƒ3,of 5,per aan geslagene, al naar gelang de gemeente in de le, 2e of 3e klasse voor de gemeentefonds belasting is gerangschikt. Deze uitkeering is in overeenstemming met den Inspecteur der Directe Belastingen voor het belastingjaar 1939 '40 geraamd op 74.000,(3e klasse), waarvan 1/3 op het dienst jaar 1940 wordt verantwoord (onder bis ƒ24.667,Voor 1940 '41 wordt deze uit keering in overeenstemming met den Inspecteur eveneens geraamd op ƒ74.000,(3e klasse), waarvan 2/3 aan het dienstjaar 1940 ten goede komt (onder ais ƒ49.333, 170 Uitkeering uit het Werkloosheidssubsidiefonds, berekend per aangeslagene in de gemeente fondsbelasting a. betreffende het in het dienstjaar aanvangende belastingjaar9.867, b. betreffende het in het dienstjaar eindigende belastingjaar - 4.933, 14.800,— De uitkeering geschiedt ingevolge art. 7, 2e lid, der Werkloosheidssubsidie-wet. Bij classificatie in de 2e klasse wordt een bedrag van 0,50 per aangeslagene uitgekeerd, in de 3e klasse 1,per aangeslagene. Deze uitkeering is in overeenstemming met den Inspecteur der Directe Belastingen voor 1939 '40 geraamd op ƒ14.800,(3e klasse), waarvan op het dienstjaar 1940 1I3 wordt verantwoord,' is ƒ4.933,voor 1940 '41 wordt deze uitkeering in overeenstemming met den Inspecteur eveneens geraamd op 14.800 (3e klasse), waarvan 2 :1 gedeelte aan het dienstjaar 1940 ten goede komt, is 9.867, 171 Zuivere opbrengst der belasting naar het inkomen over vorige belastingjaren memorie Het is niet bekend of op dezen post ontvangsten zullen kunnen worden geboekt. 172 Gewetensgeldenmemorie Niet bekend is of en hoeveel op dezen post zal worden ontvangen. 173 Belasting op de honden7.100, De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 10 November 1925, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 24 December 1925, no. 68, gewijzigd bij raadsbesluit van 8 Mei 1934, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 12 Juni 1934, no. 61. (Voor onbe- paalden tijd goedgekeurd). In verband met de opbrengst over 1938 wordt geraamd ƒ7.100,-. 38 XII. 174—179. 1940. INKOMSTEN. 174 Belasting op tooneelvertooningen en andere vermakelijkheden 46.000, De heffing geschiedt krachtens raadsbesluiten van 22 Juni 1920 en 14 Februari 1922, goedgekeurd bij Koninklijke besluiten van 7 Augustus 1920, no. 46 en 6 Juni 1922, no. 30. (Voor onbepaalden tijd goedgekeurd.) De opbrengst van deze belasting was de laatste jaren 193 656.144,72. 193 7- 53.381,87. 193 8- 59.608,64. 1939 medio October - 42.000, Bij de vrij sterke stijging van de ontvangsten in 1938 in vergelijking met die in vorige jaren, dient in aanmerking te worden genomen, dat in dit jaar door verschillende oor zaken ontvangsten konden worden geboekt, waarop stellig niet ieder jaar valt te rekenen. Zoo werd door de vliegfeesten en het Regeerings-jubileum in totaal 4.250,— aan vermakelijkheidsbelasting ontvangen. Rekening houdende met vorenstaande cijfers en met de mogelijkheid, dat in verband met de tijdsomstandigheden een sterke vermindering van de opbrengst dezer belasting zal zijn te constateeren, wordt deze post voor 1940 op ƒ46.000,uitgetrokken. 175 Opbrengst van het vergunningsrecht wegens verkoop van sterken drank in het klein. 12.400, De lijsten van verschuldigd recht voor het vergunningsjaar 1939/'40 zijn opgemaakt tot een bedrag van 12.531,25. In verband met deze opbrengst, alsmede met den ge leidelijken teruggang van den omzet, wordt voor 1940 ƒ12.400,geraamd. De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 24 Mei 1932, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 23 Juni 1932, no. 81, gewijzigd bij raadsbesluit van 7 Mei 1935, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 18 Juni 1935, no. 50 en bij raadsbesluit d.d. 1 Juni 1938, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 16 Juli 1938, no. 98. (Voor onbepaalden tijd goed gekeurd). Het verlofsrecht moet ingevolge daarvoor gegeven voorschriften op een afzonderlijken ontvangstpost worden geraamd. Zie volgno. 176. 176 Opbrengst van het verlofsrecht voor den verkoop van zzvak-alcoholischen drank in het klein f 1.300, De heffing geschiedt krachtens het onder volgno. 175 vermelde raadsbesluit. Op 1 Mei 1939 waren 52 verloven A verleend, waarvoor een verlofsrecht van ƒ25, voor ieder verlof A is verschuldigd. De opbrengst voor 1940 wordt geraamd op 52 X 25, ƒ1.300,-. Zie volgno. 528 der uitgaven. 177 Oninbaar geleden belasting, welke alsnog is geindmemorie Daar niet bekend is of ontvangsten op dezen post zullen plaats hebben, wordt de post voor memorie uitgetrokken. 179 Vervolgingskosten ter zake van de invordering van plaatselijke belastingen1.700, In verband met de ontvangsten over 1938 wordt deze post op 1.700,gesteld. 39

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1940 | | pagina 89