Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van leeuw arden, 1946. BIJIAGE NO. 43* BIJLAGE NO. 43. Aan den Gemeenteraad. Bij de wet van 28 Mei 1946, G 136, is de werkingsduur van het "Reglement voorloopige pensionneering onderwijzers", opgenomen in de wet van 22 Februari 1936 (Staatsblad no. 100) tot verlaging van de openbare uitgaven voor het onder wijs, verlengd tot en met 31 December 1947. Ingevolge vorengenoemd reglement behoort, op straffe van het verlies van de Rijksvergoeding der salarissen, het onderwijzend personeel van* lagere scholen, dat den leeftijd van 60 jaren heeft bereikt en daardoor in de termen valt om voorloopig pensioen te genieten, uiterlijk met ingang van de vierde maand, volgende op die, waarin het recht op voor loopig pensioen is ontstaan, te worden ontslagen. Dit ontslag behoeft niet te worden verleend: a. indien en zoolang het hoofd der school of de onder wijzer één of meer minderjarige kinderen te zijnen laste heeft; b. indien en zoolang het aantal voor pensioen in aanmer king komende dienstjaren van het hoofd der school of den onderwijzer minder dan 36 bedraagt; c. in gevallen, waarin daarvan naar het oordeel van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ernstige benadeeling van het onderwijs is te vreezen, of daartegen zijns inziens uit anderen hoofde overwegend bezwaar be staat. Voor dit ontslag komen thans in aanmerking A. OKKINGA, hoofd van gemeenteschool no. 5, A. VISSER, hoofd van ge meenteschool no. 7 en Mej. A.H. DORENSTOUTER, onderwijzeres aan gemeenteschool no. 14, die respectievelijk den I4en Maart, den 17en Maart en den 17en Juni 1946 den 60-jarigen leeftijd hebben bereikt. Aan beide eerstgenoemde leerkrach ten dient dus krachtens vorengenoemde bepalingen uiterlijk met ingang van 1 Juli 1946 ontslag te worden verleend, doch o.m. wegens gebrek aan tijdelijke leerkrachten achten wij het in he t belang van het onderwijs dit ontslag na de zomervacantie te doen ingaan. Wij zijn dan ook voornemens aan den Minister te verzoeken ons ten aanzien van de hee» ren A. OKKINGA en A. VISSER gedurende het tijdvak van 1 Juli tot en met 26 Augustus 1946 ontheffing te verleenen van het bepaalde in artikel 3, sub b, van paragraaf 15 onder B. van de wet van 22 Februari 1936 («tbl. no. 100). Op grond van het vorenstaande geven wij U in overweging te besluiten: met ingang van 27 Augustus 1946 eervol ontslag te verleenen aan: 1. A. OKKINGA, hoofd van gemeenteschool no. 5; 2. A. VISSER, hoofd van gemeenteschool no. 7; 3. A.H. DORENSTOUTER, onderwijzeres aan gemeenteschool no. 14, onder dankbetuiging voor de langdurige diensten, door hen aan de gemeente bewezen. Leeuwarden, 20 Juni 1946. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, A.A.M. van der MEULEN, Burgemeester. T. BAKKER 1.-Secretaris Verzonden 22 Juni 1946.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1946 | | pagina 255