10
11
V, VI. 50—52.
1946.
INKOMSTEN.
Ingevolge de Ministerieele circulaires van 19 Mei 1934, no. 4300 M, 6 November 1934,
no. 9943 M, en 6 October 1938, no. 8928 M, is de rente van alle uit 's Rijks kas verstrekte
voorschotten voor woningwetbouw, voor zoover daarvoor een hoogere rentevoet geldt,
verlaagd tot 3x/2 De verschillen tusschen de oude en de nieuwe annuïteiten moeten
worden gebracht ten bate van een fonds voor huurverlaging, dat wordt beheerd door
het Gemeentebestuur. Uit dit fonds worden geput de gelden, benoodigd tot dekking van
de kosten der na 1 Januari 1934 ingevoerde en door den Directeur-Generaal der Volks
gezondheid goedgekeurde huurverlagingen van die complexen, waarvoor thans nog over
Rijksvoorschotten wordt beschikt.
Voor storting in het fonds komen de in onderstaanden staat vermelde bedragen in
aanmerking
Vereeniging
Complex
Oude
annuïteit
Nieuwe
annuïteit
Storting in
het fonds
Woningvereeniging „Leeuwarden"
184 woningen
15.671,34
15.032,10
639,24
63 woningen
- 7.983,39
- 7.263,50
719,89
130
- 27.374,04
- 24.847,65
- 2.526,39
grond
- 2.920,82
- 2.537,74
383,08
Woningstichting „Patrimonium"
39 woningen i
557,53
485,82
71,71
- 4.586,98
- 4.182,49
404,49
l
97,12
88,17
8,95
108 f
- 2.819,72
- 2.446,95
372,77
1
- 26.978,88
- 24.436,63
- 2.542,25
Gemeente
56
- 4.256,52
- 4.073,10
183,42
101
- 1.659,69
- 1.442,01
217,68
1
- 9.653,80
- 8.763,84
889,96
Woningstichting Leeuwaraeradeel
diversen
memorie
-
Totaal
8.959,83
Zie volguo. 306.
HOOFDSTUK VI.
Openbare werken.
51 Uitkeering van het bedrijf der gemeentewerken wegens overschot op ontvangen algemeene
kosten door dat bedrijfmemorie
Zie volgno. 188 b begrooting gemeentewerken.
52 Heffing voor het gebruik van openbare gronden en wateren1.000,
De heffing van rechten wegens tijdelijk gebruik van openbare straten geschiedt
krachtens raadsbesluiten d.d. 8 Mei 1900, 11 Mei 1920 en 1 Juli 1924, goedgekeurd bij
Koninklijke besluiten van 25 Juli 1900, no. 35, 16 Juli 1920, no. 80 en 3 September
1924, no. 47.
Deze inkomsten zijn in hooge mate afhankelijk van de uitvoering van grootere bouw
werken, waarbij door plaatsing van hulpgebouwen gebruik wordt gemaakt van openbare
gronden en wateren. De post wordt op ƒ1.000,geraamd.
1946.
VI. 53. INKOMSTEN.
3 Brug-, kaai-, haven-, kraan-, sluis-, dok- en veergelden 34.127,
De raming op dezen post is als volgt te specificeeren
a. bruggelden
Ontvangsten
Bruggen
Harlingervaartsbrug
Prins Hendrikbrug
Wirdumerpoortsbrug
Ie Kanaalsbrug
2e Kanaalsbrug
Vrouwenpoortsbrug
Noorderbrug
Verversbrug
Oosterbrug
Vlietster- en Boomsbruggen
Totaal
in 1944
1945 geduren
de le h. jaar
2.649,92
1.067,É5
- 2.278,35
-
1.037,28
- 1.879,53
-
941,57
- 2.296,10
-
946,43
- 2.465,07
-
991,12
562,38
-
445,78
693,82
-
488,27
P
659,63
356,55
569,64
-
312,55
14.054,44
6.587,20
Sedert de Hoeksterpoortsbrug in een vaste brug is veranderd, is de vaart door de
Verversbrug sterk verminderd. Deze brug wordt dan ook niet meer van gemeentewege
bediend, doch zoo noodig gedraaid door iemand, die in de onmiddellijke nabijheid woont
en daarvoor o.a. de opbrengst van het bruggeld mag behouden.
De bruggelden worden geheven krachtens verordening, vastgesteld bij besluit van 7 Juni
1945 (nog niet goedgekeurd).
b. kadegeld
De opbrengst over 1944 bedraagt 4.033,56, terwijl voor 1945 voorloopig 3.917,35
ten kohiere is gebracht.
Het kadegeld wordt geheven krachtens raadsbesluit van 9 November 1920, goed
gekeurd bij Koninklijk besluit van 7 Januari 1921, no. 31.
c. havengeld
De opbrengst over 1944 bedraagt ƒ6.694,96 en die over het eerste halfjaar van 1945
2.264,22.
De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 24- Maart 1925, goedgekeurd bij
Koninklijk besluit van 7 Mei 1925, no. 33, gewijzigd bij raadsbesluit van 20 Nov.
1928, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 11 Januari 1929, no. 14.
d. veergelden
De opbrengst van het pontveer bij het Ziekenhuis is verpacht voor 75,per
jaar, terwijl het pontveer aan den Westersingel aan pacht ƒ52,per jaar opbrengt.
Tezamen ƒ127,-.
De heffing van de veergelden geschiedt krachtens raadsbesluit dd. 22 November 1898,
goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 12 Januari 1899, gewijzigd bij raadsbesluiten
van 31 Mei 1904, 23 Januari 1906, 12 Januari 1909, 25 Juni 1918 en 14 Februari 1922,
goedgekeurd bij Koninklijke besluiten van 22 Juni 1904, no. 28, 26 Februari 1906,
no. 30, 10 Februari 1909, no. 22, 8 Augustus 1918, no. 77 en 26 Mei 1922, no. 181.
De heffingsverordeningen betreffende kade-, haven- en veergelden zijn voor
onbepaalden tijd goedgekeurd.
Verwacht wordt, dat de opleving, welke in de scheepvaart te zien is, zich in 1946 zal
voortzetten, in verband waarmede het volgende geraamd wordt:
a. bruggelden19.000,
b. kadegeld- 5.000,
c. havengeld- 10.000,
d. veergelden - 127,
Totaal34.127,—