TO» aan het bestuur der Vereeniging tot Stichting en In
standhouding van Scholen met den Bijbel, te Huizum:
aten behoeve van het gewoon lager onderwijs 511 1/3 x
f. 22,55 f11.530,57;
b_j_ ten behoeve van het voortgezet gewoon lager onderwijs
87 x f. 22,30 f. 1940,10;
TOI.aan het bestuur der Schoolstichting "Sint Joannes de
Dooner"te Huizum:
a "ten behoeve van het gewoon lager onderwijs 312 x f.22.55
f. 7035,60;
hten behoeve van het voortgezet gewoon lager onderwijs
22 1/3 x f. 22,30 f. 498,03;
IX. aan het Roomsch-Katholiek Kerkbestuur, te Wijtgaard
a"ten behoeve van het gewoon lager onderwijs 60 2/3 x
f. 22,55 f. 1368,03;
h. ten behoeve van het voortgezet gewoon lager onderwijs
15 1/3 x f22,30 f. 341 ,93;
Xaan het bestuur der Vereeniging tot Bevordering van
Christelijk Nationaal Onderwijs, te Wirdum:
a. ten behoeve van het gewoon lager onderwijs 112 2/3 x
f. 22,55 f. 2540,63;
b. ten behoeve van het voortgezet gewoon lager onderwijs
14 1/3 x f. 22,30 f. 319,63.
Leeuwarden, 2 Aoril 1947.
De Raad voornoemd,
Voorzitter.
Secretaris.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1947. BIJLADE NO.40.
BIJLAGE NO.40.
Aan den Gemeenteraad.
Ingevolge artikel 1 01 bis der Lager-onderwijswet 1920
moet een gemeente, die ten behoeve van één of meer openbare
scholen vakonderwijzers heeft aangesteld, jaarlijks vóór 1
April vaststellen, hoe groot het gemiddeld bedrag is geweest,
dat in het voorafgaande kalenderjaar per leerling aan die
school of scholen aan belooning van vakonderwijzers is uit
gegeven, zulks afzonderlijk voor de scholen voor gewoon, voor
voortgezet gewoon en voor uitgebreid lager onderwijs. Deze
belooning wordt, volgens het vijfde lid van artikel 101 bis,
berekend met inbegrip van de niet op de vakonderwijzers ver
haalbare pensioensbijdragen, terwijl voor de vaststelling van
het aantal leerlingen de wijze van tellen wordt gevolgd, aan
gegeven in artikel 28, zesde en zevende lid, der wet. Aan de
openbare scholen voor gewoon lager onderwijs waren in 1946
geen vakonderwijzers werkzaam; deze scholen blijven bij be
doelde berekening derhalve buiten beschouwing.
Blijkens de bij de stukken overgelegde berekening is in
1946 aan belooning van vakonderwijzers uitgegeven aan de scho
len voor openbaar voortgezet gewoon lager onderwijs f.2833,42
en aan de scholen voor openbaar uitgebreid lager onderwijs
f. 15.134,54. Het gemiddeld aantal leerlingen bedroeg respec
tievelijk 520 1/3 en 820 2/3. Mitsdien kan het kostenbedrag
per leerling over 1946 aan de scholen voor openbaar voortge
zet gewoon lager onderwijs worden vastgesteld op f.2833,42
520 1/3 f. 5,45 en aan de scholen voor openbaar uitgebreid
lager onderwijs op f. 1 5*134,54 820 c./3 f. 18,44.
Krachtens het tweede lid van artikel 101 bis der wet kunnen
de schoolbesturen voor belooning van vakonderwijzers over het
loopende jaar in rekening brengen ten hoogste een gelijk be
drag per leerling als de gemeente hiervoor in het afgeloopen
jaar heeft uitgegeven, terwijl voorts het zevende lid van dit ar
tikel bepaalt, dat de Gemeenteraad, op verzoek van de school
besturen en onder voldoende borgstelling, een voorschot op de
ze vergoeding moet verleenen ten bedrage van de som, waarop
volgens het tweede lid aansoraak kan worden gemaakt. Deze som
wordt gevonden door de bovenvermelde bedragen per leerling te
vermenigvuldigen met het hiervoor in aanmerking komende aantal
leerlingen der bijzondere scholen.
Artikel 17, 2e lid, van het Koninklijk besluit van 26 No
vember 1937 (Staatsblad no.375) beoaalt, dat uitbetaling van
dit voorschot moet geschieden elke drie maanden, telkens voor
een vierde gedeelte.
De van de schoolbesturen ontvangen aanvragen voldoen aan de
wettelijke voorschriften, terwijl voorts is gebleken, dat vol
doende borgstelling wordt gegeven.
Op grond van het vorenstaande stellen wij U voor bijgaand
conceot-besluit vast te stellen.
Leeuwarden, 27 Maart 1947.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.a.M.YAN DER MEULEN Burgemeester
T.BAKKER, Secretaris,
Verzonden 29 Maart 1947.