Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1947. BIJLAGE 110. 43.
BIJLAGE NO.43.
Aan den Gemeenteraad.
De Miniater van Binnenlandsche Zaken heeft bij zijn
hierbij overgelegde circulaire van 10 De cember. 1 945 aan de
gemeentebesturen mededeeling gedaan van de maatregelen,
welke de Regeering zich voorstelt te nemen ter verbetering
van de financieele positie van het burgerlijk Rijks- en
verder Overheidspersoneel.
Aangezien echter de voorbereiding van de definitief te
treffen maatregelen noodzakelijk eenigen tijd zal vorderen
en het nersoneel niet alleen niet zoolang op de voorgenomen
verbeteringen behoort te wachten..doch dat het effect dier
verbetering reeds gerekend van 1 October 1946 af zooveel
mogelijk aan dat personeel ten goede behoort te komen, is
besloten om voor de periode 1 October 1946 tot het oogenblik
waarop de voorgenomen herziening haar beslag krijgt, een
overgangsregeling te treffen. Deze overgangsregeling komt
hierop neer, dat aan het Rijks personeel een nieuwe tijde
lijke toelage van 10# van de op 10 Mei 1940 geldende basis-
wedden en loonen zal worden toegekend.
Bij het vaststellen van haar standpunt met betrekking
tot de finanoieele positie van het Rijks personeel heeft de
Regeering zich uiteraard tevens bezig gehouden met de vraug
hoe ten aanzien van het personeel in d'ienst der lagere, pu-
bliekrechtelijke lichamen op he t voetspoor der rijksmaatrege
len zou kunnen worden gehandeld. Als gevolg hiervan zijn van
regeeringswegena ingewonnen advies van het Centraal orgaan
voor de gemeenschappelijke behandeling van gemeentelijke
personeelsaangelegenheden, richtlijnen vastgesteld, welke bij
de behandeling van dit vraagstuk door de gemeentebesturen in
acht moeten worden genomen.
De aangegeven richtlijnen komen in het algemeen hierop
neer, dat de tjzpeerende Rijkswedden en -loonen als het absoluut
plafond moeten gelden, waarboven de gemeentelijke wedden in
het algemeen niet mogen stijgen. Toetsing aan de bestaande
Rijksregelingen is dus noodzakelijk. In geen geval zal bij het
vaststellen van de te treffen regelingen de gemeente verder
mogen gaan dan het Rijk en indien met reden is te verwachten,
dat de aangegeven richtlijnen zullen leiden tot een geringere
verbetering dan de 10# toelage van het Rijk, rekent de
Minister er op, dat de gemeentebesturen zullen besluiten tot
het vaststellen van de in "te voeren tijdelijke toelage op
een lager percentage, teneinde te voorkomen, dat het perso
neel onder de definitieve regeling een geringere wedde zal
genieten dan onder de overgangsregeling.
Tot goed begrip van de onderwerpelijke aangelegenheid
achten wij het gewenscht Uwen Raad het volgende, met betrek
king tot de totstandkoming van de thans geldende bezoldi
gingsregeling voor het personeel dezer gemeente, onder de
aandacht te- brengen.
De thans geldende Salarisverordening date-ert' van 1 Januari
1916, Na een met ingang van dien datum ingevoerde algemeene
verlaging van 5# zijn de salarissen en loonen met ingang van
dien datum voor het laatst definitief geregeld, bij welke
regeling reeds werd gestreefd naar een zekere uniformiteit
in bezoldiging van Rijks- en GemeentepersoneelOok toen
werden van Regeeringswe gein verband met het bekende rapport-
Schouten, zekere aanwijzingen aan de gemeenten gegeven; de