Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden, 1948. Bijlage no. 47. BIJLAGE NO. 47. Aan de Gemeenteraad. Ingevolge het bepaalde in artikel lOlbis der Lager-onder- wijswet 1920 moet de Raad van een gemeente, die ten behoeve van één of meer openbare scholen vakonderwijzers heeft aange steld, jaarlijks vóór 1 April vaststellen, hoe groot het ge middeld bedrag is geweest, dat in het voorafgaande kalender jaar per leerling aan die school of scholen aan beloning van vakonderwijzers is uitgegeven, zulks afzonderlijk voor de scholen voor gewoon-, voor voortgezet gewoon- en voor uitge breid lager onderwijs. Leze beloning wordt, volgens het vijf de lid van artikel 101bis, berekend met inbegrip van de niet op de vakonderwijzers verhaalbare pensioensbijdragen, terwijl voor de vaststelling van het aantal leerlingen de wijze van tellen wordt gevolgd, aangegeven in artikel 28, zesde en zevende lid, der wet. Aan de openbare scholen voor gewoon lager onderwijs waren in 1947 geen vakonderwijzers werkzaam; deze scholen blijven daarom verder buiten beschouwing. Blijkens de bij de stukken overgelegde berekening is in 1947 aan beloning van vakonderwijzers uitgegeven f. 5621,61, voorzover betreft de openbare scholen voor voortgezet gewoon lager onderwijs en f. 18592,43» wat betreft de openbare scho len voor uitgebreid lager onderwijs. Het gemiddeld aantal leerlingen bedroeg respectievelijk 503 en 850 2/3. Mitsdien kan het kostenbedrag per leerling over 1947 aan de openbare scholen voor voortgezet gewoon lager onderwijs worden vast gesteld op f. 5621,61 503 is f. 11,18 en aan die voor uit gebreid lager onderwijs op f. 18592,43 850 2/3 is f. 21,86. Krachtens het tweede lid van artikel lOlbis de wet kun nen de schoolbesturen voor beloning van vakonderwijzers over het lopende jaar in rekening brengen ten hoogste een gelijk bedrag per leerling als de gemeente hiervoor in het afgelopen jaar heeft uitgegeven, terwijl voorts het zevende lid van dit artikel bepaalt, dat de Gemeenteraad, op verzoek van de school besturen en onder voldoende borgstelling, een voorschot op deze vergoeding moet verlenen ten bedrage van de som, waarop volgens het tweede lid aanspraak kan worden gemaakt. Deze som wordt gevonden door de bovenvermelde bedragen per leerling te vermenigvuldigen met het hiervoor in aanmerking komende gemiddelde aantal leerlingen der bijzondere scholen over het voorafgaande jaar. Artikel 17, 2e lid, van het Koninklijk Besluit van 26 November 1937 (Staatsblad no. 375) bepaalt, dat uitbetaling van dit voorschot elke drie maanden, telkens voor een vierde gedeelte, moet geschieden. De van de schoolbesturen ontvangen aanvragen voldoen aan de wettelijke voorschriften. Op grond van het vorenstaande stellen wij U voor het hierna opgenomen ontwerp-besluit vast te stellen. Leeuwarden, 18 Maart 1948. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, A.A.M. VAN DER MEULEN Burgemeester. T. BAKKER Secretaris. Verzonden 24 Maart 1948. - Ontwerp -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1948 | | pagina 223