Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden1948. BIJLAGE NO.55» naar de mening van de genoemde Ministers echter niet voldoen de en met name niet, indien als sluitpost fungeert een bij drage uit 's Rijks kas. Om tot financiële zelfstandigheid te geraken, is het noodzakelijk, dat ook voor de duur der noodvoorziening het sluitstuk der begroting wordt gevormd door het eigen belastinggebied der gemeenten. Bat dit wel een van de moejjLijkste kanten van het probleem is, beseffen de Mi nisters volkomen. Om practische redenen blijkt het dan ook vooralsnog niet mogelijk te zijn de gemeenten een zodanig be lastinggebied toe t£ wijzen en tot zodanige objectieve uit keringen aan de gemeenten te komen, dat zij alle daarmede vol doende gebaat zijn. Bijzondere uitkeringen aan een aantal individuele gemeenten blijven noodzakelijk, waarbij de Ministers het als een zaak van het grootste gewicht beschouwen, dat, niettegenstaande be doelde gemeenten op bijzondere uitkeringen zullen zijn aange wezen, ook voor haar de kans op een eigen financieel bestaan zo groot mogelijk wordt gemaakt. Omtrent de voorgestelde voeding van het gemeentefondswaar uit de hiema te bespreken uitkeringen aan de gemeenten ten goede zullen komen, kan het volgende worden opgemerkt. Ge handhaafd blijft de storting daarin van de zuivere opbrengst van de hoofdsommen der grondbelasting en der personele be lasting, alsmede van de ondernemingsbelasting bij toepassing van de factor 1. Daarboven komt een uitkering uit 's Rijks kas tot een be paald percentage van die Rijksbelastingen, welke geacht wor den tot de algemene dekkingsmiddelen van het Rijk te behoren. Daarmede zal kunnen worden bereikt, dat wel niet de indi viduele gemeenten, maar dan toch haar totaliteit over een zo groot mogelijk belastinggebied beschikt, dat zo gediffe rentieerd isdat haar inkomsten de algemene structuur- en conjunctuurveranderingen volgen, zoals ook haar uitgaven dit doen. Deze uitkering uit 's Rijks kas wordt in het wetsontwerp bepaald op 1,6% van de zuivere öpbréngst van een aantal Rijksbei as tingen De gemeenten zullen voor de jaren 1948, 1949 en 1950 uit het gemeentefonds de volgende uitkeringen ontvangen: a. een uitkering, gelijk aan vijf en zeventig procent der jaarwedden van de burgemeester en de secretaris, volgens de regeling, geldende op 1 Januari van het uitkerings jaar, welk bedrag nochtans de som van drie duizend gulden niet te boven gaat; b. een uitkering, gelijk aan het gemiddelde van de per in woner berekende totalen van de volgens de geme entereke-.. ningen betreffende elk der jaren 1939, 1940 en 1941 ten laste van de gemeente blijvende gewone uitgaven voor lager onderwijs, voor zover deze als verplichte uit gaven door de Lager-onderwijswet 1920 op de gemeenten worden gelegd, middelbaar, voorbereidend hoger, hoger en nijverheidsonderwijs, alsmede armenzorg, vermenigvuldigd met het aantal inwoners der gemeente op de 31ste December voorafgaande aan het ui tke ringsjaar een en ander op do wijze bij algemene maatregelen van bestuur te Jgelen; c. een uitkering, voor zoveel nodig, ter aanvulling van de opbrengst, welke kan worden verkregen bij heffing van: 1. 190 opcenten op de hoofdsom van de grondbelasting voor de gebouwde eigendommen,- 2. 110 opcenten op de hoofdsom van de grondbelasting voor de ongebouwde eigendommen; 3- 150 opcenten op de hoofdsom van de personele belasting "tot" Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden, 1948. BIJLAGE NO. 55. tot een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag d. indien nodig, een bijzondere uitkering, voor eenmaal vast te stellen voor de dienstjaren, gedurende welke de onderhavige wet van kracht is en wel op het bedrag, dat de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën, Gedeputeerde Staten gehoord, voor een gemeente nodig oor delen om de gewone dienst der begroting sluitend te maken. Bovenxm is een garantie-uitkering mogelijk voor de gemeente, die volgens de nieuwe regeling lagere uitkeringen uit het ge meentefonds zal ontvangen dan onder de regeling van 1943. De onder a genoemde uitkering blijft voor deze gemeente onveranderd op f.3000,-- vastgesteld. -■■.De uitkering sub b, de z.g. algemene uitkering, mag vol gens de Memorie van Toelichting op het wetsontwerp niet wor den gezien als een speciale bijdrage aan de gemeente in haar kosten van onderwijs en' armenzorg. Bij gebreke van betere normen en gegevens worden de uitgaven ter zake over de jaren 1939, 1940 en 1941 voor de duur der noodvoorziening als re presentatief aangemerkt voor de behoeften der gemeenten. De ze algemene uitkering wordt voor 1948 voor onze gemeente geraamd op f.1.441.065,12. De belastinguitkering, sub c genoemd, wordt voorgesteld, omdat een uitkeringscomplex, waarbij in het geheel geen rekening zou worden gehouden met de inkomstencapaciteit, geen bevredigende oplossing geeft. Bij de reeds genoemde circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken van 2 De cember 1947 worden voorlopige bedragen vermeld, volgens wel ke deze gemeente voor 1948 aanspraak zou kunnen naken op een belastinguitkering; grOot f.127.500,-- De bijzondere uitkering ten slotte moet worden beschouwd als een verlengstuk van de algemene uitkering, noodzakelijk, omdat de objectieve algemene uitkering alleen niet voor al le gemeenten het gewenste effect heeft. Deze uitkering zal voor eenmaal worden vastgesteld voor de gehele duur van de noodvoorziening, -afgezien van eventuele bijzondere omstan digheden- gebaseerd op de (vermoedelijk^uitkomsten van het dienstjaar 1947. Geraamd wordt een bedrag van f.505.128,78. De algemene en de bijzondere uitkering zullen, naar ge lang de middelen van het gemeentefonds zulks noodzakelijk naken, resp.toelaten, percentsgewijze worden verlaagd of verhoogd. Deze uitkeringen zullen voor elke gemeente worden ver minderd met de helft van het percentage, hetwelk de tota le opbrengst van de in die gemeente geheven gemeentelijke belastingen blijft benoden de opbrengst dier belastingen bij de hoogst toelaatbare of de bij algemene maatregel van bestuur aangegeven heffing. Zoals in de Memorie van Toelichting van- de begroting bij volgno.1690 is vermeld, komt de gemeente voor een ga rantie-uitkering niet in aanmerking. Resumerende, zal de gemeente voor het dienstjaar 1948,naar wordt veracht, krachtens het wetsontwerp Noodvoorziening gemeentefinanciën ontvangen: a. jaarwedde-uitkering f. 3.000,-- b. algemene uitkering 1.441.065,12 c. belasting-uitkering 127, 500,-- d. bijzondere -uitkering 505.128,78 f.2.076.693,90 "Vol

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1948 | | pagina 233