1948. XII. 1 160—165. INKOMSTEN 160 Opcenten op de hoofdsom der personele belasting a. betreffende het in het dienstjaar aanvangende belastingjaar (hetgeen van van het Rijk tot en met Februari van het volgende kalenderjaar wordt ontvangen)162.000, b. betreffende het in het dienstjaar eindigende belastingjaar (het verschil tussen het door het Rijk in totaal uitgekeerde bedrag en het op het vorige dienstjaar onder a verantwoorde bedrag)- 136.000, 298.000,— Over het belastingjaar 1 Juni 1948 '49 zullen ten behoeve van de provincie 50 opcenten worden geheven, zodat de gemeente moet volstaan met een heffing van 150 opcenten. In overeenstemming met de raming van de hoofdinspecteur der belastingen wordt de opbrengst over het belastingjaar 1947/'48 geraamd op ƒ340.000,waarvan komt ten bate van de dienst 1948 (onderdeel b40% is ƒ136.000, Volgens mededeling van genoemde hoofdinspecteur kan de opbrengst over het jaar 1948 '49 worden geraamd op 270.000,in verband met het Raadsbesluit van 28 Januari 1948, no. 710, tot rangschikking van de gemeente in de 4e en 7e klasse. Op onderdeel a van deze post kan derhalve worden geraamd 60 van 270.000, 162.000,—. 161 Uitkering van het Rijk wegens de ondernemingsbelasting 616.140, Op deze post behoort te worden geraamd hetgeen van het Rijk wordt ontvangen gedurende het kalenderjaar 1948. Blijkens schrijven van de Minister van Financiën van 30 Augustus 1947, Bureau Ge- meentefinanciën no. 1 wordt de aan deze gemeente uit te keren ondernemingsbelasting voor 1948 geraamd op ƒ616.140, 162 Gewetensgeldenmemorie Niet bekend is, of en hoeveel op deze post zal worden ontvangen. 163 Belasting op de honden38.000,- De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 8 October 1947 no. 6108, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 17 November 1947 no. 65. Gelet op de bij dat besluit verhoogde tarieven wordt de opbrengst geraamd op 38.000, 164 Belasting op toneelvertoningen en andere vermakelijkheden200.000,- De heffing zal geschieden krachtens raadsbesluit van 26 Juni 1946, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 7 November 1946 no. 12. De opbrengst van deze belasting was de laatste jaren: 194 286.166,71. 194 3- 114.555,97. 1944 (tot September)- 75.679,65. 194 5- 151.178,78. 1946 - 257.546,63. 1947 rond- 200.000, Niettegenstaande de belasting zal worden verhoogd, wordt in verband met een minder bezoek aan vermakelijkheden, een opbrengst van 200.000,geraamd. 165 Opbrengst van het vergunningsrecht wegens verkoop van sterke drank in het klein 13.500, Verwacht wordt, dat de opbrengst in 1948 ongeveer normaal zal zijn. De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 24 Mei 1932, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 23 Juni 1932, no. 81, gewijzigd bij raadsbesluit van 7 Mei 1935, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 18 Juni 1935, no. 50 en bij raadsbesluit d.d. 1 Juni 1938, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 16 Juli 1938, no. 98. (Voor onbepaalde tijd goed gekeurd). 34 XII, 1 en 2. 166—169A. 1948. INKOMSTEN 166 Opbrengst van het verlofsrecht voor de verkoop van zwak-alcoholische drank in het klein f 1.250, De heffing geschiedt krachtens het onder volgno. 165 vermelde raadsbesluit. Er zijn 50 verloven A verleend, waarvoor een verlofsrecht van ƒ25,verschuldigd is. De opbrengst voor 1948 wordt dus geraamd op ƒ1.250, Zie echter volgno. 550 der uitgaven. 167 Oninbaar geleden belasting, welke alsnog is geïndmemorie Daar niet bekend is, of ontvangsten op deze post zullen plaats hebben, wordt de post voor memorie uitgetrokken. 169 Vervolgingskosten ter zake van de invordering van plaatselijke belastingen800, Gelet op de in 1947 ontvangen bedragen wordt deze post op ƒ800,gesteld. 2. Algemene uitkeringen en bijdragen. 169A Uitkering uit het gemeentefonds, bedoeld in artikel 2, onder b, van de wet van 15 Juli 1929, S 388 zoals deze sedert is gewijzigd (algemene uitkering) ƒ1.441.065,12 Volgens de opgaven ex artikel 22 van het Financiële-verhoudingsbesluit bedragen over 1939, 1940 en 1941, per inwoner berekend, de ten laste van de gemeente gebleven uit gaven voor lager onderwijs (voor zover deze als verplichte uitgaven door de Lager-onderwijs- wet 1920 op de gemeenten worden gelegd) en voor armenzorg: over 1939 15.184,80 over 1940 - 14.198,16 over 1941 - 17.387,78 Tezamen 46.770,74 of gemiddeld 15.590,25 Volgens de gemeenterekening bedraagt het nadelig saldo (berekend per inwoner op 1 Januari van het betreffende jaar): van hoofdstuk VIII 13 14 15 over 193 91.692,98 394,84 997,89 194 0- 1.690,33 - 415,62 - 1.290,85 194 1- 1.590,38 - 441,25 - 766,59 Tezamen 4.973,69 1.251,71 3.055,33 De gemiddelde uitgaven over deze jaren bedragen derhalve: van hoofdstuk VIII §13 1.657,90 van hoofdstuk VIII §14 - 417,24 van hoofdstuk VIII 15 - 1.018,44 Totaal der vier gemiddeldenƒ18.683,83 Het aantal inwoners bedraagt per 31 December 1947: 77.129, zodat op deze post wordt geraamd 77.129 X ƒ18.683,83 1.441.065,12 35

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1948 | | pagina 88