Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad
van Leeuwarden, 1949. BIJLAGE NO. 4.
BIJLAGE NO.4.
Aan de Gemeenteraad
Ingevolge het benaalde in het eerste lid van artikel
22bis der Lager-onderwijswet 1920 besluit de Gemeenteraad tot
opheffing van een openbare school voor gewoon lager onderwijs,
indien het aantal leerlingen, berekend naar de maatstaf van
artikel 28 der wet, minder bedraagt dan de daar aangegeven
getallen. Dit aantal hangt af van het aantal inwoners der ge
meente en bedraagt voor deze gemeente 100.
Aangezien het vorenbedoelde aantal leerlingen in 1948 aan
de gemeentescholen nos.26 (Goutum), 27 (W'irdum) 28 (Lekkum)
en 29 (Hempens) resp. 41 2/3, 62 2/3, 81 en 43 2/3 bedraagt,
zou op grond van het vorenstaande tot opheffing van deze
scholen moeten worden overgegaan.
Sinds de uitbreiding dezer gemeente met grondgebied van
Leeuwarderadeelwaarop alle genoemde scholen zijn gevestigd,
is evenwel telkenjare op grond van het tweede lid van artikel
22bis der Lager-onderwijswet 1920 een besluit genomen, houden
de, dat de instandhouding dezer scholen ingevolge artikel 19
dier wet wordt gevorderd. Bij de wet van 25 Juni 1948 (Staats
blad no. I 254) is artikel 22biste rekenen met ingang van 1
Juli 1948, in zoverre gewijzigd, dat het thans door U te nemen
Raadsbesluit tot instandhouding van deze scholen, voor een ter
mijn van drie jaren geldt.
Artikel 19 schrijft voor, dat in elke gemeente voldoend la
ger onderwijs wordt gegeven in een genoegzaam aantal scholen,
welke voor alle kinderen zonder onderscheid van godsdienstige
gezindheid toegankelijk zijn.
Opheffing van een of meer der genoemde scholen zou tot ge
volg hebben, dat de leerlingen moeten worden overgeplaatst of
naar een andere dorpsschool of naar de stadsscholen. Overplaat
sing naar andere dorpsscholen is, afgezien van het bezwaar van
de afstanden, niet uitvoerbaar wegens gebrek aan plaatsruimte.
Het overplaatsen naar de stadsscholen levert eveneens verschil
lende moeilijkheden op. In de eerste plaats geldt ook hiervoor
het bezwaar van de afstanden en van de voor vele kinderen moei
lijk begaanbare schoolpaden. Voorts is in deze aangelegenheid
een factor van betekenis de plaats, welke de school in het
dorpsleven inneemt. In de dorpsgemeenschap is de school een
cultuurcentrum, waarvan de waarde niet moet worden onderschat.
Op grond van het vorenstaande zijn wij dan ook van oordeel,
dat opheffing van een of meer van de hiervoren genoemde dorps
scholen een ernstige benadeling van het onderwijs in die delen
der gemeente zou zijn en oorzaak zou wezen, dat in de gemeente
geen onderwijs zou worden gegeven in een genoegzaam aantal scho
len, zodat niet zou worden voldaan aan het voorschrift van ar
tikel 19, eerstp lid, der wet.
Wij stellen U mitsdien voor te besluiten:
met toepassing van artikel 22bis, tweede lid, der Lager-
onderwi jswet 1920, te verklaren, dat de instandhouding van de
gemeentescholen nos26 (Goutum), 27 (Wirdum), 28 (Lekkum) en
29 (Hempens) ingevolge artikel 19 dier wet wordt gevorderd.
Leeuwarden, 30 December 1948.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M» VAN DER MEULEN, Burgemeester.
Verzonden 19 Januari 1949.
T. BAKKER,
Secretaris