J2 LRc» O LR 2 "U
10 Ss ft
I rH
■V UN CO "V ^J- LfN -M"
II IIfIfIfI II II IIfI fI
CO ^VO CO CO CO CONO CO
^}-NO ON -V vj- *=0* NO Xf
IIfIfI II IIfI fIfI II
LfN CO C LfN LfN UN CO LfN CLfN
cO CO LPN ON c~| coco COITN cO
1I 1—I 11 iH I tI 1I 1I 1I
CM CN ON CM CNJcO CO-^J- CO
rH rH 1I 1I 1I tI 1 1
rH LfN ON On rH rH LfN rH ON
OJCOcOCOCO CO CO COCO
tI rH rH r~H 1I 1I rH 1I
COCOQNOCO COCO coo
1I 1I cO CO 1I fliI fI cO
1ItliI tI 1
y 2 O co
cH 1 I __j 1
S"rH o
C"1 rH CO LfN
2 lH CO O fO üj LAlH LfN
rH rH rH 3 O rH r-.r, LfN
OH 00 ON g- t"
O O
co
f>
-p
li tH
tJ
(D
0 -H
■g <2 CO CO
H h -H H
<0 u
O &JD
I CD I
rH O
Tj o
,_q
CD
CÖ
r-, CS -P CD
H rH -f-3 Ll rr-i
-P 44 -p
-H -rl -
-p
qj
CD Tj f
fH
cti Tl
rQ
rH o
CO -P
TH *rH o
H H H ij
r^H -P -P U4
J 1J (D -
r tH
-p
TH is
W I
Ch
a O O
O
N t> rq
<ti SH
fH
tH PH
O
O O
rH
cd -p
74
cd
-p
A!
oo cd' tJ
Pt'H
cd iI Tt rj
-£ -H
Hrv
50
G
cd -H
O
•rl C,H
fI
NO
o -P
-id
cd
-p
r-c-—v rH -H
"J rH Cd C
cd cd cd r;
cd cd -p^-^
p p X
t3 ra
SJ- v^f
^•f)00 O
rH rH p-(
0\ON ITN rH
^2" 2" o
00 OO 00
p rH On
CM co CO
cHrn CC, 00
rH rH rH
rH rH rH
NO NO O
2"^°°
rH rH rH
0OCO CO CO
rH rH CO
rOco LfN
-d-
CM CM *vt"
C-P- ION co
rH rH CO co
rH rH rH
O O LfN O
rH rH CM CO
rH rH rH
CO ON
NO CO
rH H H
2^ LTNOO ON <d-
O rH
LfN t--
CO CM
■"d-NO
NO CO
CO LfN
ON NO
2 CO
LfN CO LfN
O CM CO
rH O
LfN CO
LfN fI
0"N
00 CM
CONO
rH CO
CO LfN
*0"
LfN
CO
O LfN
rH CM
rH rH
C~ t rH
CO 00
NO On
rH rH
rH rH CN
LfN LfN 00
t LfN LfN
On rH cm
Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad
van Leeuwarden, 194-9- BIJLAGE HO. 183-
Artikel 2.
Het salaris van de leerkrachten, die niet in het "bezit
zijn van de vereiste bevoegdheid, wordt verminderd met 15$
en afgerond naar boven op een volle gulden.
Artikel 3-
1. Als diensttijd voor periodieke verhoging komt in aan
merking
a. de tijd als leerkracht in het betreffende vak doorge
bracht aan een inrichting van lager-, middelbaarvoorberei
dend hoger- of nijverheidsonderwijs;
b. de tijd, bedoeld bij artikel 1, paragraaf 1, hoofdstuk
V van bijlage G van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke
Rijksambtenaren 1948.
2. Be toekenning van periodieke verhogingen geschiedt door
Burgemeester en Wethouders.
3. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd een periodieke
verhoging niet toe te kennen, indien de leerkracht, die voor
verhoging in aanmerking komt, geen voldoende blijken van ge
schiktheid, ijver of toewijding mocht hebben gegeven. Van het
niet toekennen der verhoging wordt aan de belanghebbende mede
deling gedaan.
4. Behoudens toepassing van het derde lid gaat elke verho
ging in met de eerste dag der maand, waarin de diensttijd is
volbracht of de bevoegdheid is verkregen.
Artikel 4.
1. Het aantal lesuren, hetwelk voor de berekening van het
salaris van een vast aangestelde vakonderwijzer in aanmerking
komt, daalt -tenzij met zijn toestemming- niet beneden het
hoogste minimum aantal lesuren, door hem gegeven in enig, vier
achtereenvolgende, na 1 September 1949 vallende, schooljaren
omvattend, tijdvak van zijn diensttijd bij de soort van onder
wijs, waarvoor het salaris wordt berekend, met dien verstande,
dat, indien hij gedurende enig volgend tijdvak van vier ach
tereenvolgende schooljaren minder dan drie-vierde gedeelte van
dit aantal lesuren heeft gegeven, zijn salaris met ingang van
het daaropvolgende schooljaar wordt berekend naar een aantal
lesuren, gelijk aan vier-derde maal het werkelijk gegeven aan
tal lesuren per week -zo nodig tot het naastliggend gehele ge-
getal naar boven afgerond-doch naar ten hoogste zijn aanvan
kelijk verworven hoogste minimum aantal lesuren.
2. Deze, in het vorige lid gegeven, garantie ontheft de
leerkracht niet van de verplichting om het uit dien hoofde
vergoede aantal lesuren te geven, indien hij hiermede nader
wordt belast.
3. Indien een leerkracht na het ontstaan van de in het
eerste lid van dit artikel omschreven garantie uit een neven
betrekking inkomsten verkrijgt of uit een voor dit tijdstip
aanvaarde betrekking een hoger salaris gaatgenieten, zal
zijn gegarandeerd salaris een dienovereenkomstige verminde
ring ondergaan.
4. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, indien de be
langen van het onderwijs naar hun oordeel zulks vorderen,
een regeling te treffen, welke afwijkt van hetgeen in de vo
rige leden van dit artikel is bepaald.
Artikel 5-
Wat betreft de uitbetaling van het salaris, de te verle
nen verloven en de uit dien hoofde uit te keren beloning,
alsmede de toekenning van kindertoelagen gelden, voor zoveel
mogelijk, de regelen, welke daarvoor van rijkswege zijn of
worden getroffen voor het onderwijzend personeel bij het
openbaar lager onderwijs.
"Ar -r1'
ON o LTN <~i ON ON o Onltn On
00 COCO CO 00 CO CO ooco 00
h o
3 C
74 Ph o
13 oj -p i-q
r-Q 'H
u
LNJ
GO 'n>
p Ti o a
CO O O
-P
74
Tj co 7s
ch a 3
74
P <33 Ti O
S m 2
<-5 -
H 74
co
74
cd
Ph
O
O
-p
fH
0
Q
-r~2
•H
N
-P
CO
0
12»
2-
Cü
'~D
O
•H
c
0
23
0
S3
-P
O
r^l
CQ
CO
CD
74
•n>
•H
74 U
cd cd
rH
Ph
T3
50 TH
cd -H
rH S
cd Tf
CO a rH
CO CO rH 3
cd p oO w 0
PH -H d
rd
T<
74
'II II r—l
CO CO NO
■^•^-NO
^LfNC- ITN
ltn ON
rH rH rH
00 co
2^0 NO
LTNlCN rH rC)
2 2 2 00
on
CO NO O CO CO
c on
LfN CO
CM -d"
ON ON P
I J II