VII, VIII. 77—80.
1949.
INKOMSTEN
een rente van 4 voldoen en elk jaar 1/50 van het bedrag aflossen, voor
het eerst op 31 December 1940. Over 1949 dient op deze post wegens
rente te worden verantwoord 4% van ƒ75.114,14 is ƒ3.004,57.
Het bedrag van de jaarlijkse aflossing (ƒ1.832,wordt op de
kapitaaldienst geboekt om weder tot kapitaal te worden gevormd.
Zie volgno. 659.
78 Restitutie van betaalde belastingen, maalgelden en straatbelasting
Begroting Rekening
1945 32.642,12 1945 32.642,12
1946 - 32.567,32 1946 - 33.641,15
1947 - 33.414,49 1947 - 36.882,29
1948 - 36.882,29
1949 - 36.966,86
Zie volgno. 366 der uitgaven.
Volgens de bij die post gegeven specificatie wordt de terugontvangst geraamd op
grondbelastingƒ28.356,21 162,08 28.194,13
straatbelasting 8.773,31 0,58 - 8.772,73
Totaal36.966,86
HOOFDSTUK VIII.
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
2. Openbaar gewoon lager onderwijs.
79 Schoolgelden
Begroting
1945
1946 -
1947 -
1948 -
1949 -
Rekening
13.000,—
16.000,—
25.000,—
30.000,—
1945
1946
1947
13.000,—
32.508,29
Alle benodigde gegevens voor de schoolgeldheffing over de laatste schoolgeldjaren
konden nog niet van de Rijksbelastingdienst worden verkregen. Het gevolg daarvan is,
dat de aanslagregeling belangrijk wordt vertraagd, zodat een betrouwbare maatstaf voor
de raming ontbreekt.
In verband met een algemene verhoging van de inkomens, valt een hogere opbrengst
van schoolgelden te verwachten. Een voorzichtige raming is evenwel gewenst.
80 Vergoeding van het Rijk
Begroting
1945
1946
1947
1948
1949
322.619,—
326.386,—
355.500,—
480.488,—
497.074,—
1945
1946
1947
Rekening
348.633,—
- 455.041,—
- 470.499,—
a. krachtens art. 56 der Lager-onderwijswet 1920 497.074,
b. krachtens art. 196, zevende lid, der Lager-onderwijswet 1920 nihil
De vergoeding van het Rijk van de jaarwedden van het onderwijzend personeel wordt
in de loop van het dienstjaar bij voorschot uitgekeerd. Dit voorschot wordt bepaald
naar het bedrag der jaarwedden van de op 1 Januari in dienst zijnde vaste leerkrachten,
terwijl de verrekening van de vergoeding betreffende mutaties in het vaste personeel en
de tijdelijke onderwijzers steeds plaats vindt bij de definitieve afrekening
over enig dienstjaar. Deze afrekening vindt nimmer plaats in hetzelfde dienstjaar. In
verband met deze omstandigheid wordt het wenselijk geacht op volgnummer 83, waarop
de over een vorig jaar te weinig genoten vergoeding wordt geboekt, een bedrag uit te
trekken. Zie de toelichting bij die post.
Zie volgno.
371.
24
VIII, 2. 81—86.
1949.
INKOMSTEN
81 Bijdragen van andere gemeenten inzake het openbaar gewoon lager onderwijs
Begroting Rekening
1945 2.130,— 1945 -
1946 - 710,— 1946 -
1947 - 710,— 1947 - 1.754,26
1948 - 500,—
1949 - 500,—
De door de buitengemeenten te betalen bijdrage per leerling wordt ingevolge de veror
dening, houdende voorwaarden, waarop leerlingen uit andere gemeenten kunnen worden
toegelaten tot de scholen voor openbaar gewoon, voortgezet gewoon, uitgebreid en buiten
gewoon lager onderwijs (Gemeenteblad no. 15 van 1947), berekend naar de volgende
grondslagen
a. de kosten per leerling, vastgesteld volgens art. 55 ter der Lager-onderwijswet 1920;
b. het kostenbedrag per leerling, bedoeld in art. 101 bis van genoemde wet;
c. een bedrag, uitmakende 5 van de geschatte waarde der terreinen en gebouwen, met
inbegrip van de schoolmeubelen, te delen door het aantal leerlingen der school in het
afgelopen jaar.
De bijdragen sub a en b worden geraamd op ƒ70,en de bijdragen sub c op 430,
per jaar. Totaal ƒ500,
Ontvangst wegens over een vorige dienst te weinig genoten vergoeding van het Rijk krach
tens artikel 56 der Lager-onderwijswet 1920
Begroting
1945
memorie
1945
1946 -
9.614
1946 -
1947 -
9.614,—
1947 -
1948 -
20.000,—
1949 -
45.103,—
Rekening
10.858,14
8.360,95
De te weinig genoten vergoeding over een vorige dienst heeft als regel betrekking op
de mutaties in het vaste onderwijzend personeel en de tijdelijke leerkrachten.
Verwacht wordt, dat in 1949 de afrekening over 1947 zal plaats vinden.
Over 1947 is betaald aan jaarwedden ƒ515.602,17, terugontvangen is bij wijze van
voorschot ƒ470.499,zodat op deze post geraamd kan worden 45.103,
Zie ook de toelichting bij volgno. 80.
84
Restitutie door het Rijk wegens over een vorige dienst te veel ingehouden of in rekening
gebrachte pensioensbijdragen der onderzoijzers
Begroting
1945 memorie
1946 - memorie
1947 - memorie
1948 - memorie
1949 - memorie
Rekening
1945
1946 - 812,24
1947 - 903,37
Het is niet bekend of in 1949 restitutie zal plaats hebben.
85 Opbrengst van verkochte werkstukken, gemaakt bij het handwerk-onderzuijs
Begroting
1945
1946
1947
1948
1949
Voor 1949 op 200,geraamd.
40,—
memorie
100,—
300,—
200,—
Rekening
1945 40,35
1946 - 529,14
1947 - 256,27
86
Ontvangen ziekengelden
Begroting Rekening
1945 memorie 1945
1946 - memorie 1946 -
1947 - memorie 1947 -
1948 - memorie
1949 - memorie
Het is niet bekend of op deze post bedragen zullen worden ontvangen.