- -
INKOMSTEN.
GEWONE DIENST.
Vroegere diensten.
Algemeen beheer.
1950.
p jj i_4. INKOMSTEN
HOOFDSTUK I.
1 Batig slot van de gewone dienst der rekening over het vorige dienstjaarmemorie
Bij Beschikking van de Minister van Binnenlandse Zaken van 19 Mei 1949, nr. 26446,
afd. B.B. Bur. Fin. zijn de Begrotings- en Rekeningsvoorschriften 1931 gewijzigd. In deze
gewijzigde voorschriften is onder meer bepaald, dat het slot, dat de rekening op de gewone
dienst aanwijst, wordt overgebracht naar Hoofdstuk I van de gewone dienst van het on
middellijk daarop volgend dienstjaar en dat voorts het netto saldo van de dienst (d.w.z.
het slot van de rekening vermeerderd of verminderd met de geraamde achterstallige in
komsten en uitgaven) wordt gebracht naar het nieuw gevormde hoofdstuk I, par. 1 van
de kapitaaldienst, door middel van een bijdragepost.
Aangezien bij de samenstelling van de begroting voor 1950 niet valt te zeggen hoe de
uitkomsten van de dienst 1949 zullen zijn, wordt deze post voor memorie uitgetrokken.
Bijdrage van hoofdstuk i van de kapitaaldienst tot voorlopige dekking van het netto
nadelige saldo van de gewone dienst van het vorige dienstjaarmemorie
Zie de toelichting onder volgnummer 1.
3 Achterstallige inkomsten van vorige dienstjaren memorie
In tegenstelling met vorige jaren zal het verschil tussen de werkelijke achterstallige
inkomsten en uitgaven enerzijds en de geraamde achterstallige inkomsten en uitgaven
anderzijds aan de begroting voor het lopende dienstjaar ten goede komen, dan wel ten
laste van dat dienstjaar moeten worden gedekt.
Zie ook de toelichting onder volgnummer 1.
HOOFDSTUK II.
Uitkering uit het gemeentefonds, bedoeld in artikel 2, onder a, der wet van 15 Juli 1929,
(S. 388sedert gewijzigd jaarwedden-uitkering
Begroting
1946 3.000
1947 - 3.000,—
1948 - 3.000
1949 - 4.500
1950 - 4.500,—
Rekening
1946
1947
1948
Ingevolge het bepaalde in artikel 2 van bovengenoemde wet ontvangt de gemeente een
uitkering, gelijk aan 75 der jaarwedden van de burgemeester en secretaris, volgens de
regeling, geldende op 1 Januari van het uitkeringsjaar, welk bedrag nochtans de som van
ƒ4500,niet te boven gaat.
Op grond van het vorenstaande kan deze gemeente op een ontvangst van ƒ4.500,
rekenen.
3.000,-
3.000,-
3.000,-
3