XII, 1. 178—183. INKOMSTEN
1950.
Op deze post behoort te worden geraamd hetgeen van het Rijk wordt ontvangen gedurende
het kalenderjaar 1950.
Blijkens schrijven van de Minister van Financiën van 16 Augustus 1949, Bureau Ge-
meentefinanciën, no. 105, wordt de aan deze gemeente uit te keren ondernemingsbelasting
voor 1950 geraamd op 1.050.000,
179 Gewetensgelden Begroting Rekening
1946 memorie 1946 7,50
1947 - memorie 1947 -
1948 - memorie 1948 -
1949 - memorie
1950 - memorie
Het is niet bekend, of op deze post bedragen zullen worden ontvangen.
180 Belasting op de honden
Begroting
1946
1947 -
1948 -
1949 -
1950 -
9.000,—
22.000,—
38.000,—
38.000,—
33.000,—
Rekening
1946 17.433,95
1947 - 42.184,10
1948 - 40.737,15
De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 8 October 1947 no. 6108, goedgekeurd
bij Koninklijk Besluit van 17 November 1947 no. 65.
181 Belasting op toneelvertoningen en andere vermakelijkheden
Begroting Rekening
1946 115.000,— 1946 257.546,63
1947 - 200.000,— 1947 - 199.795,76
1948 - 200.000,— 1948 - 233.767,56
1949 - 200.000,—
1950 - 200.000,—
De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 10 Maart 1948 no. 2057, goedgekeurd
bij Koninklijk Besluit van 31 Maart 1948 no. 12.
Voor 1950 wordt een raming van ƒ200.000,verantwoord geacht.
182 Opbrengst van het vergunningsrecht wegens verkoop van sterke drank in het klein
Begroting Rekening
1946 13.500,— 1946 9.275,—
1947 - 13.500,— 1947 - 12.200,—
1948 - 13.500,— 1948 - 16.612,50
1949 - 15.000,—
1950 - 16.000,—
De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 24 Mei 1932, goedgekeurd bij Koninklijk
Besluit van 23 Juni 1932, no. 81, gewijzigd bij raadsbesluit van 7 Mei 1935, goedgekeurd
bij Koninklijk Besluit van 18 Juni 1935, no. 50 en bij raadsbesluit d.d. 1 Juni 1938,
goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 16 Juli 1938, no. 98. (Voor onbepaalde tijd goed
gekeurd).
Aan de hand van het kohier voor 1949 is een raming van 16.000,gerechtvaardigd.
Opbrengst van het verlofsrecht voor de verkoop van zwak-alcoholische drank in het klein
Begroting Rekening
1946 1.225,— 1946 1.300,—
1947 - 1.300,— 1947 - 1.237,50
1948 - 1.250,— 1948 - 1.106,25
1959 - 1.075,—
1950 - 1.100,—
46
XII, 1, 2. 183-187.
1950.
INKOMSTEN
De heffing geschiedt krachtens de onder volgno. 187 vermelde raadsbesluiten.
Er zijn 44 verloven A verleend, waarvoor een verlofsrecht van ƒ25,verschuldigd is.
De opbrengst voor 1950 wordt derhalve geraamd op 1.100,
Zie echter volgno. 591 der uitgaven.
184 Oninbaar geleden belasting, welke alsnog is geïnd Begroting Rekening
1946 memorie 1946 39,90
1947 - memorie 1947 - 11,09
1948 - memorie 1948 - 784,52
1949 - memorie
1950 - memorie
Daar niet bekend is, of ontvangsten op deze post zullen plaats hebben, wordt de post
voor memorie uitgetrokken.
186 Vervolgingskosten ter zake van de invordering van plaatselijke belastingen
Begroting Rekening
1946 1.000,— 1946 976,15
1947 - 600,— 1947 - 1.636,20
1948 - 800,— 1948 - 2.269,45
1949 - 1.000,—
1950 - 1.500,—
Gelet op de in de laatste jaren ontvangen bedragen wordt deze post op 1.500,gesteld.
2. Algemene uitkeringen en bijdragen.
187 Uitkering uit het gemeentefonds, bedoeld in artikel 2, onder b, van de wet van 15 Juli
ig2g, (S 388), sedert gewijzigd {algemene uitkering
Begroting Rekening
1946 1946
1947 - 1947 -
1948 - 1.441.065,12 1948 - 1.558.853,47
1949 - 1.745.306,05
1950 - 1.758.906,17
Ter uitvoering van artikel 9 van het Koninklijk Besluit van 21 December 1948 tot vast
stelling van het Financiële Verhoudingsbesluit 1948 hebben Gedeputeerde Staten
van Friesland bij besluit van 19 April 1949, 3e afd. no. 27, het gemiddelde, bedoeld in
artikel 2, onder b, van de wet van 15 Juli 1929, (S 388), zoals deze is gewijzigd, (uitkering
per inwoner), vastgesteld op 18,67204.
Ingevolge rondschrijven van de Minister van Binnenlandse Zaken van 23 Augustus 1949,
afd. B.B. Bur. Fin., nr. 28985, kunnen de algemene en bijzondere uitkeringen voor 1950
voorshands, evenals in 1949, worden geraamd op 120 van de basis-bedragen 1948, zodat
de raming van onderdeel a van dit volgnummer, gerekend naar een inwonertal op 31
December 1949 van 78500, kan worden gesteld op
78500 X 1,2 X ƒ18,67204 ƒ1.758.906,17
Ingevolge het voormelde rondschrijven zouden de ramingen voor 1950 van de algemene
en bijzondere uitkeringen, op grond van het bepaalde in de artikelen 14, 4e lid en 22, 3e lid
van het Financiële Verhoudingsbesluit 1948, gelet op de cijfers van het ontwerp-begrotings-
wet voor het gemeentefonds 1950, zoals dit bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal
zal worden ingediend, hoger kunnen worden uitgetrokken dan op 120 van de basis
bedragen 1948, ware het niet, dat op dit ogenblik niet valt te zeggen, welke gevolgen het
aanhangige wetsontwerp Belastingsherziening 1949 en de in 1950 te verwachten terug
boekingen en kwade posten op de middelen van het gemeentefonds zullen hebben. Dit
brengt mede, dat naast een raming der uitkeringen voor 1950 op 120 niet bovendien
een slotuitkering over 1948 op de begroting voor 1950 kan worden geraamd.
Onderdeel b van dit volgnummer wordt mitsdien voor memorie uitgetrokken.
47