160 - - *- r XVI HOOFDSTUK XVI. Verrekeningen 658 Uitgaven, welke met verrekening van inkomsten, vermeld onder volgnummer 385 en volgnummer 387 over de hoofdstukken (paragrafen) of posten van de gewone dienst of over de posten van de kapitaaldienst moeten worden verdeeld, te weten: A. Personeelsuitgaven. (Sociale voorzieningen) a. Bijdragen voor eigen-, weduwen- en wezenpensioen, ingevolge art. 36 der pensioenwet 1922 Stblno. 240)609.126,— Aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds moet jaarlijks worden voldaan: a. voor het ambtenarenpensioen 10 en b. voor het weduwen- en wezenpensioen 6,1 van de gezamenlijke pensioensgrondslagen van de op 1 Januari in dienst zijnde ambte naren. De raming is geschied naar de laatst bekende totaalsom der pensioensgrondslagen. Voor de onderwijzers bij het openbaar lager, het voortgezet en het uitgebreid lager onderwijs, wier wedden door het rijk aan de gemeente worden vergoed, is de gemeente geen pensioensbijdragen verschuldigd. Wel moet zij haar tussenkomst verlenen tot inhouding van het verhaal van pensioensbijdragen op de wedden van deze ambtenaren en het ingehouden bedrag jaarlijks in 's rijks kas storten. In deze raming is hiervoor begrepen: Hoofdstuk VIII 2 ƒ31.000, VIII 2A - 4.700,— VIII 4 - 10.000,— 45.700,— In ontvangst is een zelfde bedrag geraamd wegens verhaal van deze bijdragen. b. Bijdragen voor inkoop van pensioen, ingevolge de artt. 40, 42a, en 135 der pensioenwet 1922 (Stbl. no. 240)- 29.876,— Krachtens art. 42 van de pensioenwet 1922 moeten de voor inkoop van diensttijd vastgestelde bijdragen worden voldaan uiterlijk op 31 December van het jaar, waarin de beschikking van de pensioenraad is genomen. c. Bijdragen voor inkoop van pensioen, ingevolge de artt. 43, en 63 der pensioenwet voor de gemeenteambtenaren i9i3,juncto art. 173 IIIc der pensioenwet 1922 (Stbl. no. 240- 880, Artikel, 173 IIIc der pensioenwet 1922 laat de artikelen 43 en 63 der thans vervallen pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913 van kracht blijven ten opzichte van de bijdragen voor inkoop van diensttijd voor pensioen van de op 1 Juli 1922 reeds gedeel telijk op de voet dier bepalingen ingekochte diensten. Genoemd artikel 43 bepaalt de te betalen bijdrage voor inkoop van tijdelijke diensttijd onder de werking van de wet van 1913. Over het dienstjaar 1951 is zodanige bijdrage niet verschuldigd. De bijdrage, bedoeld in artikel 63, betreft de inkoop van diensttijd voor 1 October 1913 en wordt betaald in 40 annuïteiten, berekend naar een rentevoet van 31/2 ten honderd, te storten op 31 December. Deze annuïteiten, bedragende 875,66 (afgerond op ƒ880,lopen tot en met 1954. Transporteren639.882, XVI. transport639.882, d. Pensioenen, pensioenvervangende uitkeringen en bijslagen op pensioen- 3.763, Pensioen van een weduwe van een overleden wet houder (wed. O. F. de Vries) 810, toeslag202,50 rond 1.013, Pensioen van een oud-wethouder (J. de Boer) 1.900, toeslag475, 2.375,— 3.388,- Bovengenoemde bedragen zijn toegekend ingevolge de bepalingen der verordening, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 18 November 1930, gewijzigd bij raadsbesluit d.d. 24 September 1936 (gemeenteblad 1936, no. 37). Pensioen van een oud-schoolschoonmaakster (wed. E. Haven-Zwolsman)66, toeslag- 66, 132,- Dit pensioen wordt verhoogd met een gratificatie van 27, toeslag- 27, 54,- Gratifïcatie aan de weduwe van een hulp-doodgraver (wed. R. Kooistra-Brinkman)27,50 toeslag- 27,50 55,- Verhoging van pensioen, ingevolge de wet van 29 Mei 1920 (staatsblad no. 283, van een oud-agent van politie (R. Bakker)67, toeslag- 67, 134,— 375,— 3.763,- e. Deze gratificatiën en verhoging van pensioen zijn toegekend ingevolge raadsbesluiten d.d. 22 October 1918, 22/29 December 1919 en 27 December 1920 (gewijzigd 13 April 1926) in verband met de wet van 29 Mei 1920 (staatsblad no. 283), tot verhoging van rijkspensioenen. De ramingen voor bovengenoemde pensioenen, gratificatiën en verhoging van pensioen ingevolge de wet van 29 Mei 1920, zijn verhoogd overeenkomstig de wet van 5 November 1948 tot verhoging van pensioenen met een toeslag (stbl. no. I 498). Wachtgelden19.049,- wachtgeld van een oud-secretaris (Mr. E. Schotman) (tot 23 Aug. 1958) 7.120, oud-agent van politie (Th. Bloemsma)- 2.027, oud-onderwijzer (R. de Jong) (wachtgeld 2750,te verminderen met een korting tengevolge van genoten inkomen 2.400,- 350, wachtgeld van een oud-ambtenaar der voormalige gemeente Leeuwarde- radeel (J. L. Sas) 2.382, wachtgeld van ontslagen distributiepersoneel- 7.170, 19.049,— Verzekering tegen ongevallen 1.141,- Op deze post worden geraamd de kosten van verzekering ingevolge de ongevallenwet 1921 te voldoen aan de Onderlinge Risico-vereniging der Nederlandse Gemeenten. transporteren663.835,- 161

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1951 | | pagina 153