Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad
van Leeuwarden, 1951- BIJLAGE N0.2o.
ONTWERP.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
d.d. 25 Januari 1951 (bijlage no. 20)
Gelet op de bepalingen der Woningwet;
BESLUIT:
I. het uitbreidingsplan der gemeente Leeuwarden voor ter
reinen, gelegen ten Zuiden van de Harlingerstraatweg
en ten Westen van de uitmonding der Bildtsestraat
vastgesteld bij Raadsbesluit van 28 April 1937, no.
130R/94 en goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten
van Friesland bij besluit van 13 Juli 1937, no. 135,
te herzien met betrekking tot gronden ter weerszijden
van de Heliconweg tot aan de Rhijnvis Feithstraat,
overeenkomstig de bij het onderhavige besluit beho
rende tekening, gemerkt "bij Nr. 11761"
II. vast te stellen de bij de sub I bedoelde herziening
behorende en daarmede één geheel vormende bebouwings
voorschriften.
Leeuwarden
De Raad voornoemd,
Voorzitter.
Secretaris.
Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad
van Leeuwarden, 1951. BIJLAGE NO. 21.
BIJLAGE NO. 21.
Aan de Gemeenteraad.
De Minister van Binnenlandse Zaken heeft met betrekking
tot de bij Uw besluiten van 30 Augustus 1950 vastgestelde be
lastingverordeningen, t.w. de verordening op de heffing van
een straatbelasting en de verordening op de heffing van een
vergoeding voor het gebruik van gemeentegebouwen, enige op
merkingen gemaakt, waarin de Minister aanleiding heeft gevon
den de betreffende verordeningen aan ons terug te zenden,
met het verzoek deze opmerkingen ter nadere overweging aan
U te willen voorleggen.
Met name gaan de bezwaren van de Minister tegen een in
beide verordeningen voorkomende bepaling, dat het vaststellen
van het stedelijk gedeelte van de gemeente om de 3 jaren
door ons college geschiedt. De Minister is van oordeel, dat
de Raad in de verordening zelve dient aan te geven, wat
onder stedelijk gedeelte van de gemeente dient te worden
verstaan.
Het standpimt van de Minister kunnen wij bij nadere be
schouwing wel delen. Overwegingen van practische aard hebben
ons er indertijd toe gebracht U voor te stellen, de aanwij
zing van het stedelijk gedeelte door ons te doen plaats
vinden.
Yoorts is de Minister van gevoelen, dat het bepaalde
in artikel 3, voorlaatste lid,van de verordening op de hef
fing van een vergoeding voor het gebruik van gemeente gebou
wen, luidende: "Indien, ter beoordeling van Burgemeester en
Wethouders, het gebruik van een lokaal meer dan gewone
maatregelen voor het schoonhouden noodzakelijk maakt, kun
nen de heffingen worden opgelegd tot ten hoogste het dubbele
van de in dit artikel genoemde bedragen", geen aanbeveling
verdient, aangezien belanghebbenden hieruit zouden kunnen
afleiden, dat van een dergelijke aanslag geen beroep moge
lijk is
Wij delen de mening van de Minister, dat de huidige
redactie van de omstreden zinsnede inderdaad beroep onmoge
lijk maakt. Dit is echter bewust geschied, omdat naar onze
mening het lichaam, dat de aanslag oplegt, in het onderhavige
geval geacht moet worden de enige instantie te zijn, die de
juistheid van de verhoogde aanslag kan beoordelen. De ver
hoogde heffing slaat namelijk speciaal op gevallen, waarin
betrokkene de gebouwen, die voor gebruik zijn afgestaan,
dermate heeft vervuild, dat het nodig is, dat extra schoon-
maakwerkzaamheden moeten worden verricht. Het komt ons voor,
dat de rechter in geval van beroep achteraf moeilijk kan
nagaan, of de verhoogde aanslag al of niet terecht is opge
legd.
In de practijk is echter nog nimmer van deze bepaling
gebruik gemaakt, zodat ook de beroepskwestie tot op heden
nimmer in het geding is geweest. Met het oog hierop hebben
wij er dan ook geen bezwaar tegen, dat de omstreden woorden
uit de verordening worden weggelaten.
Onder mededeling, dat de financiële commissie zich hier
mede kan verenigen, stellen wij U mitsdien voor te besluiten:
in de bij Uw besluiten van 30 Augustus 1950 vastgestelde be
lastingverordeningen de navolgende wijzigingen aan te brengen:
yan de Verordening op de heffing van straatbelasting het
bepaalde in artikel 4, 2ë lidte vervangen door:
"Voor de toepassing van deze verordening wordt onder het
stedelijk gedeelte der gemeente verstaan het gebied,
waarvan