Riilage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad
van Leeuwarden, 1951. BIJLAGE NO. 52.
BIJLAGE NO. 52.
Aan de Gemeenteraad.
Bij het bij de stukken overgelegde schrijven van 27 Decem
ber 1950 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken aan de Ge
meentebesturen mededeling gedaan van de maatregelen, welke, in
aansluiting aan de over 1950 plaats gehad hebbende 5$ uitke
ringen, met betrekking tot de bezoldiging van het Rijksperso
neel zullen worden genomen. Daarbij bericht de Minister, dat
er naar zijn oordeel alleszins reden is om met betrekking tot
het personeel der gemeente soortgelijke voorzieningen in over
weging te nemen als vervat zijn in de terzake te nemen Konink
lijke besluiten.
Teneinde het loonbeleid der Regering ten aanzien van het
Overheidspersoneel niet te doorkruisen en mede gezien de nauwe
binding tussen de bezoldiging van het Rijkspersoneel en die van
het personeel der lagere publiekrechtelijke organen, dienen,
aldus de Minister, de voorzieningen voor het gemeentepersoneel
niet verder te gaan dan die voor het Rijkspersoneel.
De bovenbedoelde maatregelen hebben thans bij Koninklijke
besluiten van 27 December 1950 (Staatsblad no. K 651) en 16 Fe
bruari 1951 (Staatsbladen nos. 47 en 48) hun beslag gekregen.
Zij hebben de volgende strekking.
1. Uitkeringsbesluit 1950»
Aansluitend op de uitkeringsbesluiten eerste- en tweede
kwartaal 1950 worden voor het derde- en vierde kwartaal 1950,
met betrekking tot de 5$ uitkeringen, alsnog de nodige voor
zieningen getroffen. Voorts is rekening gehouden met een defi
nitieve vormgeving aan de bekende tweede 5% verhoging van Sep
tember j.l.terwijl tevens over het gehele jaar 1950 de door
belanghebbenden genoten kindertoelagenen kindertoeslagen wor
den verhoogd met 5$ over het tijdvak vóór 1 September 1950 en
met 10$ over het tijdvak vanaf genoemde datum.
Vorenbedoelde voorzieningen zullen slechts gelden voor het
jaar 1950 en de pensioensgrondslagen onaangetast laten.
2Verhogingsbes luit 1950.
Teneinde mogelijke nadelige gevolgen met betrekking tot de
pensionnering op te heffen, is de mogelijkheid geschapen de
tijdelijke 5% uitkeringen over 1950 te vervangen door een vaste
verhoging in die gevallen, waarin een zodanige verhoging een
toe te kennen pensioen zal verbeteren.
3. Toelagebesluit 1951.
De tijdelijke voorzieningen over 1950, bedoeld onder 1,
worden met ingang van 1 Januari 1951 samengevat in een defini
tieve vorm. In dit z.g. Toelagebesluit 1951 wordt ten aanzien
van belanghebbenden (ambtenaren en arbeidscontractanten bc en
d) de volgende onderscheiding gemaakt;
I. a. belanghebbenden van 25 jaar of ouder;
b. gehuwden of gehuwd geweest zijnden beneden de 23 jaar,
die een gezin hebben;
c. ongehuwde kostwinners beneden 23 jaar;
II. andere belanghebbenden.
Aan belanghebbenden, als bedoeld onder I, die een volledige
dagtaak hebben, zal aanspraak op een bijslag worden verleend,
gelijk aan de z.g. Joekes-gulden, zulks met inachtneming van
de hierbij gestelde salaris- of loongrenzen. Voor de belangheb
benden van deze categorie met een nevenbetrekking wordt de bij
slag op een evenredig lager bedrag gesteld, met inachtneming
van een eveneens evenredig lager gesteld grensbedrag.
De belanghebbenden onder I worden bovendien in aanmerking
gebracht voor een toeslag tenHoedrage van 10.25$ van de wedde,
ver-"