Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad
van Leeuwarden, 1951. BIJLAGE NO.52,
vermeerderd met de evengenoemde bijslag, een en ander met
dien verstande, dat deze toeslag voor een mannelijke belang
hebbende van 23 jaar of ouder met een volledige dagtaak ten
minste f. 208,20 per jaar, f. 17,35 per maand, f. 4,-- per
week of f. 0,08 per uur bedraagt.
Voor belanghebbenden, behorende tot categorie II, in het
algemeen de 22-jarigen en jongeren, wordt de toeslag op een
lager percentage gesteld.
De toeslag, in voorkomende gevallen verhoogd met de bij
slag, vormt een vaste toelage.
De kindertoeslag vanaf het tweede kind, thans bedragende
f. 1,10 per maand of f. 0,25 per week, wordt voor belangheb
benden met een volledige dagtaak verhoogd tot respectievelijk
f. 1,20 per maand of f. 0,28 per week.
Voor belanghebbenden met een nevenbetrekking wordt deze
kindertoeslag naar evenredigheid op een lager bedrag gesteld.
Het minimum-bedrag der gewone kindertoelage wordt verhoogd
van f. 13,-- per maand of f. 3,-- per week tot f. 14,30 per
maand of f. 3,30 per week. Het maximum ad f. 20,-- wordt ge
bracht op f. 22,per maand, terwijl het gegarandeerde mini
mum voor kinderen van voor 1945 ad f. 16,65 per maand of
f- 3,85 per week geen wijziging ondergaat.
Aangezien de toelage wordt verleend boven de brutowedde,
wordt ook de aftrek wegens het genot van vrije kost en inwo
ning met plm. löfo verhoogd. De voor overige emolumenten gel
dende kortingsbedragen, opgenomen in de betrekkelijke tabel
van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948,
zijn eveneens gewijzigd.
Aangezien de vorenbedoelde maatregelen in feite practisch
een voortzetting zijn van de voorlopige voorzieningen, bedoeld
in de bij Raadsbesluiten van 22 Februari 1950, no.617,en
17 Mei 1950, no. 3274, vastgestelde Uitkeringsverordeningen
eerste- en tweede kwartaal 1950, behoort naar de mening van
ons College aan het verzoek van de Minister om tot invoering
van de nieuwe regelingen over te gaan te worden voldaan.
Bij de formulering van de te treffen regelingen is, in
aansluiting op de bestaande praktijk ten aanzien van de samen
stelling van de bezoldigings- en rechtspositievoorschriften,
zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de redactie van de
overeenkomstige Koninklijke besluiten.
Waar de totstandkoming van de onderhavige maatregelen
ten behoeve van het gemeentepersoneel uiteraard zekere tijd
moest vorderen, hebben wij, overeenkomstig de door de Büinister
gegeven suggestie, besloten de uitbetaling van de nieuwe
(vaste) toelagen bij wijze van voorschot te bevorderen.
Met betrekking tot de U hierbij aangeboden ontwerpen mer
ken wij nog op, dat voor de beloning van üeerling-verplegenden
volgens de mededeling van de Minister binnenkort een afzonder
lijke regeling kan worden tegemoet gezien. In verband hiermede
waren de bovenbedoelde maatregelen voor deze personeelscatego
rie voorlopig op te schorten tot een nader te bepalen datum.
Met betrekking tot de afzonderlijke artikelen van de
ontwerp-verordeningen, welke verwijzingen bevatten of ook ove
rigens enige nadere toelichting behoeven, diene het volgende.
Ontwerp I. Artikel 5, tweede lid. De hier bedoelde tijde-
lijke kindertoeslag, overeenkomende met die, bedoeld in par.2
van het Koninklijk besluit van 3 Mei 1949 (Staatsblad no.J 192),
is de toeslag die, tegelijk met de invoering van de z.g.
Joekes-gulden, boven de gewone kindertoelage is toegekend voor
de tweede- en volgende kinderen. Deze toeslag bedroeg f.1,10
per maand of f. 0,25 per week.
Artikel 6, tweede lid. In hoofdstuk YI Algemeen Ambtenaren
reglement en par.3 van hoofdstuk III Arbeidsovereenkomstenver
ordening, regelenó.e de aanspraken bij ziekte, komen bepalingen
voor"
Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad
van Leeuwarden, 1951- BIJLAGE NO. 52.
voor,volgens welke ook na ontslag aanspraak op uitkeringen
bestaat. Ook op deze uitkeringen behoren de 5$ verhogingen
van toepassing te zijn.
Artikel 7. In artikel 5 van de Wachtgeldverordening is
neergelegd een definitie van het begrip laatstelijk genoten
wedde, naar welke de wachtgelden worden berekend. Het is nodig,
dat de 5$ uitkeringen bij de toegekende wachtgelden in aanmer
king worden gebracht. Aangezien hierin voor het le en 2e kwar
taal 1950 was voorzien bij de Uitkeringsverordeningen voor
die kwartalen en artikel 7 van ontwerp I betrekking heeft op
het gehele jaar 1950, behoren de desbetreffende bepalingen
uit genoemde Uitkeringsverordeningen ongedaan te worden ge
maakt
Ontwerp II. De tijdelijke bijslag,genoemd in artikel 1,
eerste lidis de z.g, Joekes-gulden, welke tezamen met de
uitkeringen wordt omgezet in vaste verhogingen, voorzo-
veel zulks in verband met pensioenberekeningen nodig zal zijn.
Ontwerp III. Artikel 6, eerste lid. De hierbedoelde tij
de li"pcë~¥indërtoeslag is dezelfde als die hierboven onder ont
werp I, artikel 5, genoemd. Hij is verhoogd van f. 1,10 tot
f. 1,20 per maand en van f. 0,25 tot f. 0,28 per week.
Het in het derde lid aangehaalde artikel 8 van de Kinder
toelageverordening regelt de aanspraken op kindertoelage bij
gelijktijdig genot van zodanige toelage krachtens een andere
regeling. Een vermindering van de kindertoelage zal zich niet
uitstrekken tot de hierbedoelde tijdelijke kindertoeslag.
Artikel 7. De minimum-kindertoelagen, thans bedragende
f. 156,per jaar, f. 13,-- per maand of f. 3,-- per week,
worden volgens het ontwerp verhoogd tot respectievelijk
f. 171,60, f. 14,30 en f. 3,30.
Artikel 8. Op de in artikel 5 bedoelde toelage behoren
toepasselijk te zijn de bepalingen betreffende het tijdstip
van ingang van de bezoldiging en van de verhogingen daarvan,
alsmede van de wijze van uitbetaling. Dit artikel beoogt
hierin te voorzien.
Artikel 10. Hierin wordt vastgelegd, dat de toelage in
het algemeen voor de toepassing van de rechtstoestandsvoor
schriften als bezoldiging, wedde of loon wordt beschouwd,
echter met uitzondering van art.26 van het Algemeen Ambte
narenreglement, dat handelt over de duur van het vacantie-
verlof
Artikel 11. Ook de tijdelijke kindertoeslag wordt in
het algemeen aangemerkt als bezoldiging of loon, behalve ten
aanzien van
a» de bepaling van de duur van het vacantieverlof
b. de doorbetaling van bezoldiging bij ziekte en schorsing;
c. de inhouding van op het loon van arbeidscontractanten
(z.g. spaarregeling).
Het Centraal Bureau inzake gemeenschappelijke behandeling
van gemeentelijke personeelsaangelegenheden heeft medegedeeld,
dat omtrent de vaststelling van de bovenbedoelde maatregelen
in het Centraal Overleg overeenstemming is verkregen, zodat
behandeling in het plaatselijk overleg niet behoeft te geschie
den.
Naar aanleiding van het bovenstaande stellen wij Uw Raad
voor over te gaan tot de vaststelling van;
a. een Uitkeringsverordening 1950;
b. een Verhogingsverordening 1950 en
c. een Toelageverordening 1951,
overeenkomstig de hierbij gevoegde ontwerpen.
Leeuwarden, 22 Maart 1951»
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. VAN DER MEULEN, Burgemeester.
Verzonden 28 Blaart 1951. T.BAKKER, Secretaris.
ONTWERP"