Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden, 1951. BIJLAGE NO. 60. BIJLAGE NO. 60. Aan de Gemeenteraad. In Uw vergadering van 13 December j.l. werd om prae- advies in onze handen gesteld een adres van het bestuur van de afdeling Friesland van de Bond van Hoofden van Gemeentewer ken van 4 November 1950 (ingekomen 5 December 1950) inzake de salariëring van de adjunct-directeur van Gemeentewerken. Alvorens over te gaan tot een beschouwing van dit adres mogen wij opmerken, dat in Bijlage tot het verslag der hande lingen van de gemeenteraad van Leeuwarden 1950 no. 75, waar bij de ontwerp-Bezoldigingsverordening 1948 aan Uw Raad ter vaststelling werd aangeboden, reeds naar aanleiding van een eerder schrijven van adressant een uiteenzetting van ons stand punt met betrekking tot de bezoldigingsregeling van de adjunct directeur van Gemeentewerken werd gegeven. Er zou dan ook, nu Uw Raad zich in zijn vergadering van 28 Juni 1950 met ons stand punt heeft kunnen verenigen, eigenlijk geen aanleiding bestaan om thans nogmaals op deze aangelegenheid terug te komen, ware het nietdat het bestuur van de adresserende afdeling in zijn nieuw verzoek voor de toepassing van de rijkshoofdingenieurs- schaal op de adjunct-directeur van Gemeentewerken enkele nieuwe argumenten naar voren heeft gebracht, welke in het verleden nog geen behandeling hebben gevonden. In verband met deze omstandigheid derhalve overgaande tot de behandeling van het ingekomen verzoekschrift stellen wij het op prijs Uw Raad hier allereerst in meer uitvoerige vorm dan in bovengenoemde bijlage no. 75 geschiedde, een overzicht te geven van de wijze, waarop en de omstandigheden, waaronder de huidige salarisregeling van de adjunct-directeur Gemeentewerken te Leeu warden tot stand gekomen is. Naar het ons voorkomt, zullen met dit overzicht voor een goed deel de in het verzoekschrift ge maakte opmerkingen haar behandeling gevonden hebben. Voor zo ver dit niet het geval zal zijn, zullen de overblijvende pun ten, welke nog een toelichting behoeven, daarna afzonderlijk ter sprake komen. Tijdens de voorbereiding van de Jaarwedderegeling 1947, welke ten doel had een aansluiting van het gemeentelijk bezol- digingspeil bij dat van het Rijk tot stand te brengen, zijn op het Departement van Binnenlandse Zaken verschillende infor matieve besprekingen gevoerd ten einde een indruk te verkrijgen omtrent de vraag, hoe het genoemde departement zich deze aan sluiting voorstelde en welke bezoldigingsgrenzen voor de ver schillende gemeentelijke functies toelaatbaar werden geacht. Bij deze besprekingen werd van de zijde van het departement ten aanzien van de functie van adjunct-directeur gemeentewerken medegedeeld, dat de maximum-bezoldiging van deze fuirtionaris f. 1800,- behoorde te liggen beneden die van de directeur ge meentewerken, voor wie een maximum van f. 9300,- redelijk ge acht werd. Van oordeel, dat het verschil in aard en karakter van de beide functies en de daaraan verbonden werkzaamheden en verantwoordelijkheid het genoemde verschil van f. 1800,- ten volle motiveerden, hebben Burgemeester en Wethouders ten slotte in de ontwerp-regeling voor de directeur een salaris 8220,- - f. 9300,- en voor de adjunct-directeur van f. oqöO,- - f. 7500,- opgenomen. In zijn vergadering van 21 Ju- fi 1948 heeft de Raad zich met deze regelingen kunnen vereni gen. Na de z.g. ontknikking bedroegen deze salarissen resp. f. 8580,- - f. 9720,- en f. 6660,- - f. 7800,-. "Be-"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1951 | | pagina 393