Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden, 1951. BIJLAGE NO. 60, van oordeel is, dat de maximum-bezoldiging van de adjunct directeur van gemeentewerken in een gemeente ter grootte van Leeuwarden in het algemeen f. 1000,- tot f. 1200,- lager gesteld behoort te worden dan het maximum van de directeur (berekend volgens de normen Commissie-Ubink)Aan deze de partement snormen voldoet nu de voor de adjunct-directeur Ge meentewerken vastgestelde maximum-bezoldiging (f. 8040,-) ten volle (secretaris-maximum f. 10.000,-, maximum-bezoldiging directeur gemeentewerken volgens norm Comissie Ubink 9090 van secretaris f. 9000,-, maximum-bezoldiging adjunct-directeur gemeentewerken volgens departementsnorm f. 1000,- tot f. 1200 - lager dan maximum directeur f. 7800,- h f. 8000,-), Aan de bovengenoemde inlichting werd door het departement nog toegevoegd, dat, indien op grond van bijzondere omstandig heden de maximum-wedde van de directeur hoger is dan 90$ van de secretarisweddede mogelijkheid aanwezig is om ook de ad junct-directeur een hoger maximum-bezoldiging toe te kennen dan de hoger genoemde f. 7800,- h f. 8000,-, indien de bijzon dere omstandigheden, welke voor de directeur bestaan, tevens voor de adjunct-directeur gelden." De vraag nu, of de bijzon dere omstandigheden, welke aanleiding hebben gegeven tot een bezoldiging van de directeur, liggende boven de 90$ van de secretariswedde, tevens gelden voor de adjunct-directeur, moeten Burgemeester en Wethouders ontkennend beantwoorden. Wij menen voor de motivering van deze ontkenning te kunnen vol staan met een verwijzing van Uw Raad naar hetgeen zij in het hierbovenstaand overzicht .hebben gezegd omtrent de in deze ge meente gegroeide ambtelijke salarisverhoudingen. Het request varder op de voet volgend moeten wij opmerken, dat de mededeling van adressant als zou het rapport-Ubink aange ven, dat het salaris van de adjunct-directeur 90$ van dat van de directeur mag bedragen, (zodat het salaris van de adjunct-di recteur zou mogen bedragen ca f. 8750,-), op een vergissing moet berusten. Het rapport-Ubink geeft nergens een zodanige norm aan, terwijl ons van departementszijde is medegedeeld, dat niet bekend is dat van die zijde aan de Bond van Hoofden van Gemeentewerken de inlichting is verstrektdat de Commis sie een zodanige norm heeft aanvaard. Tenslotte mogen wij nog opmerken, dat het door adressant gedane beroep op de hogere bezoldigingsregeling van de adjunct directeuren van Dordrecht en Schiedam niet kan en mag leiden tot de conclusie, dat het salaris, zoals dit voor de adjunct directeur Gemeentewerken te Leeuwarden is vastgesteld, te laag is. Inderdaad is, als door adressant gesteld, door de Voorzitter van ons College bij een terzake plaats gehad hebbend onderhoud, gevraagd een staat over te leggen van gemeenten van gelijke grootte als Leeuwarden, waar de salarisregeling van de adjunct-directeur gemeentewerken hoger is dan die van Leeuwar den, zulks in verband met de indruk welke adressant bij dat on derhoud gaf, als zouden in alle andere gemeenten de regelingen gunstiger zijn. Hierop diende adressantzijn opgave van Dord recht en Schiedam in. Met een salaris-voorbeeld van deze ge meenten immers mag toch zeker geen algemeen geldende norm wor den afgeleid, welke nu ook maar zonder meer op Leeuwarden zou moeten worden toegepast. Boven hebben we reeds gezegd, dat de gegroeide plaatselijke verhoudingen bij de vaststelling van de salarissen voor de leidende functies niet mogen worden voor bijgezien en wanneer dan de uitkomst dezer beschouwing (de vastgestelde regeling) in overeenstemming is met de hierboven bedoelde van departementszijde aangegeven algemene norm, kan er uiteraard voor Burgemeester en Wethouders geen aanleiding bestaan om boven die norm uit te gaan. Waarom Dordrecht en Schiedam dit wel gedaan hebben is een vraag, welke wij van "zelf-" Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden, 1951. BIJLAGE NO. 60. zelfsprekend niet kunnen beantwoorden. Wellicht zal de daar geldende hogere bezoldiging verband houden met in die gemeen ten geldende bijzondere omstandigheden, welke (zie departe mentaal standpunt) een uitgaan boven de algemene norm moti veren. Herhaald moge hier worden, dat zodanige bijzondere omstandigheden in Leeuwarden niet aanwezig zijn. Op grond van het bovenstaande geven wij Uw Raad dan ook in overweging afwijzend te beschikken op het verzoek van het bestuur van de Afdeling Friesland van de Bond van Hoofden van Gemeentewerken van 4 November 1950 om alsnog te beslui ten het salaris van de adjunct-directeur van Gemeentewerken met terugwerkende kracht, ingaande 1 October 1947 vast te stellen op een maximum van f. 8640,- per jaar. Leeuwarden, 30 Maart 1951. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, A.A.M. VAN DER MEULENBurgemeester. M.D. DE JONG, 1. Secretaris. Verzonden 31 Maart 1951

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1951 | | pagina 395