Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden, 1951. BIJLAGE NO.1^1. Artikel 12. Voor de toepassing van de artikelen 297, 299 en 300 van de Gemeentewet treedt de controleur der gemeentebelastingen of diens vervanger in de plaats van de raad, van burgemees ter en wethouders of van de burgemeester. Artikel 1 3 1 Leze verordening wordt geacht in werking te zijn ge treden met ingang van 1 September 1950. 2. Op dat tijdstip worden geacht vervallen te zijn de verordeningen tot heffing en op de invordering van school geld voor het onderwijs aan de gemeentelijke cursus voor opleiding van bewaarschoolonderwijzeressen (gemeenteblad 1 937, no. 19). \A ij i I 9 Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden,1951» BIJLAGE NO. 132. BIJLAGE NO. 132. Aan de Gemeenteraad. Bij de wet van 13 December 1950 (Staatsblad K 575) is een wijziging van de Gemeentewet en van de Armenwet tot stand gekomen, betrekking hebbende op de contröle op het geldelijk beheer en de boekhouding van de gemeente-ontvanger en van de andere ambtenaren van de gemeente met geldelijk beheer en met boek houding belast, alsmede op de controle op het geldelijk beheer en de boekhou ding van de functionarissen van de burgerlijke en gemengde instellingen van weldadigheid. Tot aan het moment van de wetswijziging regelden de artikelen 124 en- 126 der Gemeentewet de contröle op de gemeente-ontvanger en wel in dier voege, dat in de eerste plaats Burgemeester en Wethouders werden aangewezen contröle uit te oefenen, terwijl de raad, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, deze controle - formeel slechts omvattende het opnemen van de boeken en de kas - aan een lid van het College of een daartoe aangewezen deskundige kon opdragen. Burgemeester en Wethouders en het lid van hun College waren bevoegd zich ter zake door een deskundige te doen bijstaan. Reeds voor de oorlog zijn herhaaldelijk stemmen opgegaan om in de Gemeente wet controle door een deskundige verplicht voor te schrijven. In 1941 is dit bij beschikking van de Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandse Zaken inderdaad geschied. Op grond hiervan is bij besluit van de Burgemeester van 31 December 1941 tot stand gekomen een verordening, houdende regelen met betrekking tot de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding van de ontvanger der gemeente en andere rekenplichtigen (Gemeenteblad 1942, nos.5 en 18). Na het buitenwerkingtreden van het bezettingsrecht werden uiteraard de ge noemde artikelen van de Gemeentewet wederom van kracht en verloor dc verordening van de Burgemeester haar rechtskracht De hierboven genoemde wijziging van de Gemeentewet schrijft thans wederom de tijdens de bezetting van kracht geweest zijnde controle door een deskundige voor. Het nieuwe artikel 265 Dis van de Gemeentewet bepaalt n.l., dat de raad regelen vaststelt met betrekking tot de contröle op het geldelijk beheer en de boekhouding van de ontvanger en van de andere, in deze regelen te noemen, ambte naren der gemeente, met geldelijk beheer en met boekhouding belast. Deze contro le wordt opgedragen aan één of meer in de bedoelde regelen aan te wijzen deskun digen. De verplichte contröle van de comptabelen door een deskundige is hier mede dus verzekerd. Artikel 257 van de Gemeentewet bepaalt ook thans nog, dat de raad de reke ning van de ontvanger moet onderzoeken en het bedrag der ontvangsten en uitga ven voorlopig moet vaststellen. Burgemeester en Wethouders moeten bij de over legging van de rekening aan de raad vermelden, hetgeen zij te hunner verantwoor ding dienstig achten. In de memorie van toelichting op het wetsontwerp, dat heeft geleid tot de onderhavige wijziging van de Gemeentewet, merkt de Minister van Binnenlandse Zaken op, dat behoudens gunstige uitzonderingen kan worden ge zegd, dat het onderzoek door de raad van de rekening als financieel verantwoor dingsstuk in de praktijk niet veel meer dan een formaliteit betekent. Te ver wonderen behoeft dit niet, zo schrijft deze bewindsman, want de raad als zodanig is zonder meer voor het naar behoren verrichten der daaraan verbonden werkzaam heden weinig geschikt Een meer bevredigende regeling bestaat met betrekking tot de takken van dienst, ten aanzien waarvan artikel 252 der Gemeentewet is toegepast. Burgemees ter en Wethouders doen hier aan de raad verantwoording onder overlegging van een rekening met de daarbij behorende bescheiden, van welke rekening de cijfers door een buiten de tak van dienst staande boekhoudkundige, door de raad aan te wijzen, deugdelijk zijn verklaard. Naast enkele wijzigingen, welke in laatstbedoelde regeling zijn aangebracht, is na genoemde wetswijziging thans ten aanzien van de gemeenterekening bepaald, dat Burgemeester en Wethouders bij de rekening een verslag van een onderzoek aaar de deugdelijkheid der rekening, ingesteld door de overeenkomstig artikel 2é5bi "aan-"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1951 | | pagina 488