Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad
van Leeuwarden, 1951. BIJLAG-E NO.175.
Artikel 4.
De kindertoelage bedraagt 3°/o van de bezoldiging, met een
minimum van f. 180,- per jaar, f. 15,- per maand of f3,46
per week en een maximum van f. 277,20 per jaar, f. 23,10 per
maand of f. 5,30 per week.
Artikel 5.
Het in artikel 4 gestelde minimum geldt niet voor de
ambtenaar die een betrekking in dienst der gemeente vervult,
welke, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders, als
een nevenbetrekking is te beschouwen, tenzij de ambtenaar
meer dan één dergelijke betrekking in dienst der gemeente ver
vult en hij in deze betrekkingen tezamen voortdurend een vol
ledige dagtaak vindt, met dien verstande, dat de kindertoela
ge niet minder bedraagt, dan hetgeen de ambtenaar krachtens
de Kinderbijslagwet zou ontvangen, indien deze op hem van toe
passing zou zijn.
Artikel 6
Indien de ambtenaar meer dan één betrekking in dienst
der gemeente vervultwordt de kindertoelage berekend over het
totaal der aan de ambtenaar toekomende bezoldigingen en wordt
de kindertoelage toegekend in de betrekking, waaraan de hoog
ste maximum-bezoldiging is verbonden. Indien de maximum-bezol
diging voor de verschillende betrekkingen gelijk is, wordt
bij de aanstelling, respectievelijk indienstneming, geregeld,
in welke betrekking kindertoelage wordt toegekend.
artikel 7
De kindertoelage van de gehuwde vrouwelijke ambtenaar,
wier echtgenoot ten aanzien van hetzelfde kind recht heeft
op kindertoelage op grond van deze verordening, wordt slechts
toegekend tot het verschil tussen hetgeen deze in totaal aan
kindertoelage zou ontvangen, indien hij de betrekking van
de vrouwelijke ambtenaar naast de zijne vervulde en hetgeen
hem uit hoofde van zijn eigen betrekking aan kindertoelage
toekomt
artikel 8.
1 Indien voor een kind behalve op grond van deze verordening,
anders dan ingevolge de Kinderbijslagwet of anders dan in
gevolge een kindertoeslagregeling verband houdende met pen
sioen, recht bestaat op kindertoelage welke lager is dan
de kindertoelage ingevolge deze verordening, wordt laatst
bedoelde toelage verminderd met het bedrag waarop overigons
aanspraak bestaat, met dien verstande, dat de som der kin
dertoelagen tengevolge van deze vermindering niet mag dalen
beneden de toelage welke zou worden toegekend, indien alle
rechten aan deze verordening waren ontleend.
2. Indien, behalve op grond van deze verordening, voor een
kind over een tijdvak recht bestaat op kinderbijslag inge
volge de Kinderbijslagwet voor invaliditeits-ouderdoms-
en wezenrentetrekkers, wordt de kindertoelage, waarop deze
verordening recht geeft, slechts toegekend tot het verschil
tussen hut bedrag, dat ingevolge deze verordening kan wor
den toegekend en hetgeen op grond van genoemde wet wordt
ontvangen.
Art9
Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad
van Leeuwarden, 1951. BIJLAGE NO.175.
Artikel 9*
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd beslissingen
te nemen omtrent de verlening van kindertoelage ten aanzien
van gevallen, waarin deze verordening niet of niet naar re
delijkheid voorziet. Bij deze beslissingen kan de uitbetaling
van kindertoelage aan anderen dan de ambtenaar worden gere
geld.
Artikel 10
Voor zover deze verordening van toepassing is op ambte
naren in de zin van het Algemeen Ambtenarenreglement wordt
deze verordening geacht deel uix te maken van de in artikel
16 van dat reglement bedoelde verordening tot regeling van
de bezoldiging dier ambtenaren.
Artikel 11
Bij de in werking treding van deze verordening vervalt
de Kindertoelageverordening (Gemeenteblad 1950, no.12) en
artikel 7 van de Toelageverordening 1951
Artikel 12.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1951
Artikel 13
Overgangsbepaling)
1In afwijking van het bepaalde in artikel 4 bedraagt over
het tijdvak van 1 Januari 1951 tot en met 15 Maart 1951
het minimum van de kindertoelage f. 1 71 ,60 per jaar,
f. 14,30 per maand of f. 3,30 per week en het maximum
f. 264,- per jaar, f. 22,- per maand of f. 5,10 per week.
2, In afwijking van het bepaalde in artikel 4, ontvangt een
ambtenaar die zich voor 1 Mei 1945 in overheidsdienst be
vond en uit dien hoofde aanvankelijk een minimum-kinder
toelage genoot van f. 200,- per jaar, f. 16,65 per maand
of f. 3,85 per week of f. 140,- per jaar, f. 11,65 per
maand of f. 2,7 0 per week voor het eerste of tweede kind,
ten aanzien van de bepaalde kinderen, bij wijze van tij
delijke maatregel, een minimum-kindertoelage van f. 200,-
per jaar, f. 16,65 per maand of f. 3,85 per week, tenzij
sedert 1 Januari 1946 een wezenlijke onderbreking van het
dienstverband met de overheid heeft plaats gevonden.