I h
Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad
van Leeuwarden, 1951. BIJLAGE WO. 194
No. 10579.
Aan de Gemeenteraad.
Ingevolge het bepaalde in het eerste lid van artikel
22bis der Lager-onderwijswet 1920 besluit de Gemeenteraad
tot opheffing van een openbare school voor gewoon lager
onderwijs, indien het aantal leerlingen, berekend naar de
maatstaf van artikel 28 dier wet, minder bedraagt dan de
daar aangegeven getallen. Lit aantal hangt af van het aantal
inwoners der gemeente en bedraagt voor deze gemeente 100.
Aangezien het aantal leerlingen in 1951 aan de gemeente
scholen nos. 26 (Goutum), 27 (Wirdum)28 (Lekkum) en 29
(Hempens) respectievelijk 42, 61, 93 en 32 bedraagt, zou op
grond hiervan tot opheffing van deze scholen moeten worden
overgegaan.
Volgens artikel 22bis, tweede lid, der wet kunnen deze
minder dan 100 leerlingen tellende dorpsscholen worden in
stand gehouden, zo deze instandhouding ingevolge artikel 19
der Lager-onderwijswet 1920 wordt gevorderd. Hot laatste
is het geval, wanneer er geen plaats is op andere scholen
en er geen regeling met naburige gemeenten kan worden ge
troffen.
Tot heden heeft U het voortbestaan van deze dorpsscho
len kunnen verzekeren. Gold een door U ter zake genomen be
sluit aanvankelijk telkens voor een jaar, sinds 1 Juli 1948
is deze termijn verlengd tot drie jaren. Aangezien de wer
king van het laatst genomen raadsbesluit op 1 Januari 1952
eindigt, dient thans opnieuw onder ogen te worden gezien,
of voor het nemen van een nieuw besluit voldoende aanlei
ding bestaat.
Artikel 19, eerste lid, der Lager-onderwijswet 1920
schrijft n.1. voor, dat in elke gemeente voldoend lager
onderwijs moet worden gegeven in een genoegzaam aantal
scholen, welke voor alle kinderen zonder onderscheid van
godsdienstige gezindheid toegankelijk zijn. Afwijking van
deze bepaling kan de Koningin, de Onderwijsraad gehoord,
telkens voor een termijn van vijf jaar toelaten. Zij kan
niet worden toegelaten, indien de ouders, voogden of ver
zorgers van twaalf of meer leerplichtige kinderen blijk ge
ven, dat zij openbaar onderwijs voor deze kinderen in de ge
meente verlangen, of, zolang nog acht of meer leerplichtige
kinderen de bestaande openbare school bezoeken.
Opheffing van een of meer der genoemde scholen nu zou
tot gevolg hebben, dat de leerlingen zouden moeten worden
overgeplaatst of naar een andere dorpsschool óf naar de
stadsscholen. Overplaatsing naar deze scholen is niet uit
voerbaar wegens gebrek aan plaatsruimte, of niet te verde
digen met het oog op de afstanden en de voor vele kinderen
moeilijk begaanbare schoolpaden. Wel moet op grond van de
thans beschikbare gegevens, verwacht worden, dat de school
te Hempens in de naaste toekomst tijdelijk een eenmans-
school zal worden, doch voor instandhouding pleit de over
weging, dat bij opheffing de kinderen op de school in Gou
tum geplaatst zouden moeten worden, ten gevolge waarvan
het zeer waarschijnlijk is, dat laatstbedoeld schoolgebouw
met een lokaal zou moeten worden uitgebreid. Afgezien van
de hiermee gepaard gaande moeilijkheden van bouwstop e.d.
doen de hieraan verbonden financiële bezwaren de uit de
opheffing van de school te Hempens voortvloeiende finan
ciële voordelen voor een belangrijk deel te niet. Hier
mag nog aan worden toegevoegd, dat de betekenis van een
school voor de plaatselijke gemeenschap voor Hempens wel
in sterke mate geldt, aangezien opheffing van deze school
een'1